woordenboek

Today
Woordenboek>>Tijdens de SET Engels mag je een woordenboek gebruiken. LET OP: Deze neem je zelf mee!
OEFENEN SET>> Goed nakijken! In SOM staat nog een oefen SET.
Vragen SET/bespreken
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Today
Woordenboek>>Tijdens de SET Engels mag je een woordenboek gebruiken. LET OP: Deze neem je zelf mee!
OEFENEN SET>> Goed nakijken! In SOM staat nog een oefen SET.
Vragen SET/bespreken

Slide 1 - Slide

Ik heb al een woordenboek en>ne
A
Ja
B
Ik kan er een overnemen of lenen
C
Nee, ga ik vandaag regelen!

Slide 2 - Quiz

We gaan oefenen met het woordenboek
Je hebt nodig: 
-een woordenboek Engels> Nederlands
-pen + papier
Je mag alleen werken of in een tweetal

Slide 3 - Slide

Zet in de goede alfabetische volgorde: W F O L D V

Slide 4 - Open question

Zet in de goede alfabetische volgorde: consult- construct- consider- consumer- constrain- connect

Slide 5 - Open question

Pak het woordenboek en zoek deze woorden op: mischief- vacancy- affirmation- rain check -congenital- usually
Hoeveel woorden heb je gevonden?
timer
3:00

Slide 6 - Open question

Bekijk de zinnen:
That is one of the biggest buildings.
The city has grown a lot since the nineties.
She has written many letters.

Slide 7 - Slide

Geef de basis vorm:
What were you waiting for?

Slide 8 - Open question

Geef de basis vormen: (3)
I saw thousands of birds yesterday.

Slide 9 - Open question

Geef de basis vorm:
They are the friendliest people.

Slide 10 - Open question

Expressions (uitdrukkingen)
For heaven's sake.
Still waters run deep.

Slide 11 - Slide

hit the road

Slide 12 - Mind map

If I were in your shoes...

Slide 13 - Mind map

If you can't beat them, join them.

Slide 14 - Mind map

Woordenboek gebruiken
1) Je hebt het woordenboek zelf bij je. Lenen is niet toegestaan.
2) Snel zoeken> alfabet gebruiken
3) Basisvorm van het woord opzoeken> bigger> big, friendliest> friendly, etc.
4) Bij uitdrukkingen zoek je het belangrijkste woord op.

Slide 15 - Slide