4.3 Reactievergelijkingen kloppend maken

4.3 Reactievergelijkingen kloppend maken
1 / 23
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

4.3 Reactievergelijkingen kloppend maken

Slide 1 - Slide

Programma
-Formatieve check
10 min
-Oefeningen nakijken
10 min
-Reactievergelijkingen
15 min
-Kloppend maken
20 min
-Oefenen
25 min

Slide 2 - Slide

Formatieve check
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:
Checks voor 4.3 Reactievergelijkingen kloppend maken

De laatste slide sla je voor nu over, deze is voor het einde van de les!

Slide 3 - Slide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt het verschil tussen een reactieschema en een reactievergelijking beschrijven.
  • Je kunt de molecuulformule en naam van enkele veelvoorkomende stoffen noteren.
  • Je kunt reactievergelijkingen kloppend maken.

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
Koolstofdioxide (naam), bevat 1 koolstofatoom en
2 zuurstofatomen:
CO₂ (molecuulformule)

Water, bevat 2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom:
H₂O





Slide 6 - Slide

Index
CO₂ en H₂O, bevatten allebei een 2’tje.

Dit getal staat rechtsonder van het desbetreffende atoom, en geeft aan hoeveel van die atomen er in het molecuul zijn.

Dit getal noem je de index.

Slide 7 - Slide

Parate kennis
Een aantal moleculen die je voor de toets en uiteindelijk je examen moet kennen!

Slide 8 - Slide

Reactievergelijking
Reactieschema = in woorden wat er gebeurt tijdens een reactie
Reactievergelijking = in molecuulformules wat er gebeurt tijdens een reactie.

Voorbeeld:
De vorming van water uit waterstof en zuurstof

Reactieschema: waterstof (g) + zuurstof (g) → water (l)
Reactievergelijking: H₂ (g) + O₂ (g) → H₂O (l)


Slide 9 - Slide

Stappenplan reactievergelijking
1: Lees de vraag en onderstreep alle stoffen en molecuulformules;
Waterstof en stikstof vormen samen ammoniak, geef de reactievergelijking inclusief de toestandsaanduidingen.

2: Noteer de beginstoffen en reactieproducten:
Beginstoffen: waterstof en stikstof
Reactieproducten: ammoniak

3: Zet een reactieschema op;
waterstof(g) + stikstof(g) → ammoniak (g)

Slide 10 - Slide

Gas dat in je huis wordt gebruikt om vuur te maken bestaat grotendeels uit methaan. Als je methaan gaat verbranden door middel van zuurstof, ontstaat er koolstofdioxide en water.

Geef het reactieschema voor de verbranding van methaan.

Slide 11 - Open question

Reactievergelijking
3: Zet een reactieschema op;
waterstof(g) + stikstof(g) → ammoniak (g)

4: Vervang de woorden door formules;
waterstof = H₂
stikstof = N₂
ammoniak = NH₃
H₂(g) + N₂(g) → NH₃(g)


Slide 12 - Slide

Gas dat in je huis wordt gebruikt om vuur te maken bestaat grotendeels uit methaan (CH₄). Als je methaan gaat verbranden door middel van zuurstof, ontstaat er koolstofdioxide en water.

methaan (g) + zuurstof (g) → koolstofdioxide (g) + water (l)

Geef nu de reactievergelijking voor de verbranding van methaan.

Slide 13 - Open question

Kloppend maken
Stap 4: Maak de reactievergelijking kloppend!
  • Atomen verdwijnen nooit in een reactie, ze veranderen ook niet in andere atomen.
  • Na de pijl net zoveel atomen als voor de pijl.
  • Je mag moleculen niet veranderen.

H₂(g) + N₂(g) → NH₃(g)                      (Niet kloppend)

H₂(g) + N₂(g) → N₂H₂(g)                    (Kloppend, maar mag niet)

3 H₂(g) + N₂(g) → 2 NH₃(g)              (Kloppend)

Slide 14 - Slide

Coëfficiënt
3 H₂(g) + N₂(g) → 2 NH₃(g)

  • De getallen die voor moleculen komen te staan noemen we coëfficiënten.
  • Deze coëfficiënten geven aan hoeveel moleculen er in een reactie zitten.

Slide 15 - Slide

Stappenplan kloppend maken
1: Check hoeveel van elk atoom er aan beide kanten van de pijl staat;
… C₄H₈ + … O₂ → … CO₂ + … H₂O

2: Kies een atoomsoort uit die aan beide kanten van de pijl maar in 1 molecuul voorkomt (hier dus C of H), en maak die kloppend;
1 C₄H₈ + … O₂ → 4 CO₂ + … H₂O

3: Maak nu H kloppend;
1 C₄H₈ + … O₂ → 4 CO₂ + 4 H₂O

Slide 16 - Slide

Stappenplan kloppend maken
4: Maak tenslotte O kloppend;
1 C₄H₈ + 6 O₂ → 4 CO₂ + 4 H₂O

1'en laten we altijd weg!!!
C₄H₈ + 6 O₂ → 4 CO₂ + 4 H₂O

Slide 17 - Slide

Maak de reactievergelijking kloppend voor de volgende reactievergelijking
...Mn₂O₇ → ...MnO₂ + ...O₂

Slide 18 - Open question

Antwoord
1. Maak de reactievergelijking kloppend voor de volgende reactievergelijking:
...Mn₂O₇ → ...MnO₂ + ...O₂

1 Mn₂O₇ → 2 MnO₂ + 1,5 O₂
x2
2 Mn₂O₇ → 4 MnO₂ + 3 O₂

Bij komma getallen altijd alles keer 2 doen!!!

Slide 19 - Slide

Tijdens een reactie van water (H₂O) met fluor (F2) ontstaat een erg gevaarlijk zuur, waterstoffluoride (HF). Bij deze reactie ontstaat ook zuurstof (O₂).
Geef de kloppende reactievergelijking van deze reactie

Slide 20 - Open question

Antwoorden
2. Tijdens een reactie van water met fluor (F2) ontstaat een erg gevaarlijk zuur, waterstoffluoride (HF). Bij deze reactie ontstaat ook zuurstof.
Geef de kloppende reactievergelijking van deze reactie.

water + fluor → waterstoffluoride + zuurstof

...H₂O + ...F₂ → ...HF + ...O₂

2 H₂O + 2 F₂ → 4 HF + 1 O₂

2 H₂O + 2 F₂ → 4 HF + O₂




Slide 21 - Slide

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Hoofdstuk 4 Paragraaf 3:
1 t/m 16

Slide 22 - Slide

Welke leerdoelen beheers je?
Klik op de link, deze opent weer de check. Vul nu de laatste slide in:

Slide 23 - Slide