What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
On y va: revision
Lidwoorden: welke lidwoorden krijg je bij een woord in het meervoud?
A
le/un
B
la/une
C
les/des
D
l'
1 / 34
next
Slide 1:
Quiz
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
34 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Lidwoorden: welke lidwoorden krijg je bij een woord in het meervoud?
A
le/un
B
la/une
C
les/des
D
l'
Slide 1 - Quiz
Lidwoorden: welke lidwoorden krijg je bij een mannelijk woord?
A
le/un
B
la/une
C
les
D
les/un
Slide 2 - Quiz
Lidwoorden: welke lidwoorden krijg je bij een vrouwelijk woord?
A
le/un
B
la/une
C
l'/une
D
les
Slide 3 - Quiz
Mnl.
Vrl.
Mv
.
de/het
een
Les articles (de lidwoorden) |
Lidwoorden
Un
La / L'
Une
Les
Des
Le /L'
Slide 4 - Drag question
ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
/ persoonlijkvoornaam
woorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On
Slide 5 - Drag question
Wat betekent (zijn)
A
a
B
être
C
sommes
D
avoir
Slide 6 - Quiz
Wat betekent (hebben)
A
faire
B
être
C
avoir
D
boire
Slide 7 - Quiz
Je / J'
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
Ils
Elles
Regelmatige werkwoorden op
-er
-
e
-
ent
-
ons
-
e
-
es
-
e
-
ez
-
ent
-
e
Slide 8 - Drag question
Je / J'
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
Ils
Elles
Regelmatige werkwoorden op
-er
aim
e
aim
ent
aim
ons
aim
e
aim
es
aim
e
aim
ez
aim
ent
aim
e
Slide 9 - Drag question
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
een woord waar je de,het en een voor kunt zetten
B
een woord dat sentiment aangeeft
C
een woord dat bezit aan geeft
D
een woord dat iets over een zelfstandig naamwoord zegt.
Slide 10 - Quiz
Mnl.ev.
Vrl.ev.
Mv.
Mijn
Jouw
Zijn/haar
Bezittelijk voornaamwoord
Ma
Mon
Mes
Ton
Ta
Tes
Son
Sa
Ses
Slide 11 - Drag question
de Bezittelijke Voornaamwoorden meervoud
Maak de juiste combinaties.
ONS/ONZE
JULLIE / UW
HUN
nos
votre
leur
notre
vos
leurs
Slide 12 - Drag question
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn)
Combineer de juiste vorm van
être
met het goede persoonlijk voornaamwoord
suis
es
est
sommes
êtes
sont
Slide 13 - Drag question
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
avoir (hebben)
Combineer de juiste vorm van
avoir
met het goede persoonlijk voornaamwoord
ai
as
a
avons
avez
ont
Slide 14 - Drag question
Schrijf woorden op in het Frans die
met familie te maken hebben.
La famille
Slide 15 - Mind map
Schrijf op in het Frans welke maand het nu is.
Slide 16 - Open question
In welke maand vieren we Kerst
A
en decembre
B
en descendre
C
en janvier
D
en avril
Slide 17 - Quiz
Met welke maand begint het jaar?
A
juin
B
fevrier
C
janvier
D
novembre
Slide 18 - Quiz
Hoeveel maanden heeft een jaar?
A
treize
B
onze
C
quinze
D
douze
Slide 19 - Quiz
Wat zijn de dagen van de week?
A
mardi, lundi, mercredi, vendredi, jeudi, samedi, dimanche
B
lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi, dimanche
C
lundi, jeudi, mardi, mercredi, vendredi, samedi, dimanche
D
lundi, mardi, dimanche, samedi, jeudi, vendredi, mercredi
Slide 20 - Quiz
Hoeveel dagen heeft een week?
A
dix
B
deux
C
sept
D
vingt
Slide 21 - Quiz
Combineer de getallen met elkaar
10
20
30
40
50
60
70
80
90
dix
quatre-vingts
trente
quarante
cinquante
soixante
soixante-dix
vingt
quatre-vingt-dix
Slide 22 - Drag question
Zet de getallen in de juiste volgorde
dix
quarante
zéro
trente
cinquante
vingt
Slide 23 - Drag question
alle getallen!
quatre- vingt-treize
vingt-huit
quarante- sept
quatre-vingt-un
soixante-cinq
Slide 24 - Drag question
getallen
cinq-cent-douze
deux-cents-cinquante
quatre-vingt-onze
cent-quarante-quatre
huit-cent-vingt-six
deux-cent-seize
soixante-et-onze
250
512
91
144
826
216
71
Slide 25 - Drag question
Hoe zeg je nog: (kunt u mij helpen)?
A
Vous m´aidez?
B
a l´aide.
C
Vous pouvez m´aider?
D
au secours.
Slide 26 - Quiz
Hoe zeg je nog: ( kunt u het herhalen?)
A
Vous partez?
B
Vous pouvez repeter?
C
Vous pouvez me dire?
D
Vous pouvez me donner?
Slide 27 - Quiz
Les couleurs du
drapeau néerlandais
A
bleu/ blanc / rouge
B
rouge / blanc / bleu
C
rouge / blanc / jaune
D
vert/ blanc / noir
Slide 28 - Quiz
Welke verschillende kleuren zie je?
A
gris, noir, rouge, blanc, rose
B
vert, rouge, bleu, blanc, rose
C
blanc, violet, vert, noir, rose
D
vert, violet, gris, blanc, rose
Slide 29 - Quiz
Welke verschillende kleuren zie je?
A
rouge, bleu, jaune, brun, noir
B
brun, bleu, noir rouge, jaune
C
rouge, noir, brun, jaune, bleu
D
rouge, bleu, noir, jaune, brun
Slide 30 - Quiz
Hoe ging de herhaling?
Slide 31 - Open question
Le passé composé is...
A
de tegenwoordige tijd
B
de toekomende tijd
C
de verleden tijd
D
de voltooid tegenwoordige tijd
Slide 32 - Quiz
Slide 33 - Slide
Merci pour votre attention et participation!
zijn er vragen of opmerkingen
Slide 34 - Slide
More lessons like this
getallen 1 t/m 100
March 2023
- Lesson with
10 slides
Frans
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Havo 2 Ch 3 Les nombres
September 2022
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
getallen 1 t/m100
December 2019
- Lesson with
17 slides
Frans
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2
getallen 1 t/m100
November 2022
- Lesson with
17 slides
Frans
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2
getallen t/m 1000 in het Frans
October 2022
- Lesson with
47 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
H2 - getallen 0 t/m 100
January 2023
- Lesson with
23 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Getallen 1-100
February 2024
- Lesson with
35 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Getallen 1-100
November 2023
- Lesson with
46 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1