5.2 wat wordt de prijs?

5.2 Wat wordt de prijs
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

5.2 Wat wordt de prijs

Slide 1 - Slide

Terug blik
  • Waar ging paragaaf 5.1 over?
  • Marketing
  • Vraag & aanbod
  • markten

Slide 2 - Slide

Inkoopprijs
Voordat je goederen kunt verkopen, moet je ze eerst zelf inkopen.

Dit gebeurt meestal bij een groothandel.
De prijs die jij als winkelier voor de producten betaald, is de inkoopprijs

Slide 3 - Slide

Brutowinstopslag 
Stel je voor:
Je hebt een eigen meubelzaak. Je koopt een eettafel in voor €800.
Omdat je geld wil verdienen aan de spullen die je verkoopt, bied je de eettafel in jouw winkel te koop aan voor €1.500.

Het bedrag dat jij bij de inkoopprijs optelt zodat je de tafel voor meer geld verkoopt, noem je de brutowinstopslag.
Meestal noteren we de brutowinstopslag als een percentage van de inkoopprijs.

Slide 4 - Slide

inkoop
verkoop

Slide 5 - Slide

  • Inkoopprijs €0,80 per muffin
Inkoopprijs:
de prijs die je als winkelier voor de producten betaalt
  • Verkoopprijs €1,20 per muffin
Verkoopprijs:
de prijs die je als winkelier berekent voor je product (aan de consument)
  • Brutowinst €0,40

Slide 6 - Slide

  • inkoopprijs
  • brutowinst  +
  • verkoopprijs

  • € 0,80
  • € 0,40  +
  • € 1,20

  • Brutowinst = brutowinstopslag = brutowinstmarge
  • Meestal een percentage van de inkoopprijs
  • In ons voorbeeld is de brutowinstmarge 50%. Reken maar uit!!

Slide 7 - Slide

inkoopprijs
brutowinst  +
verkoopprijs

  • Je wilt op de markt kaarsjes verkopen
  • De materialen hiervoor koop je in voor € 2,00 per kaars
  • Je wilt een brutowinstmarge van 75% van de inkoopprijs
  • Voor welke prijs ga je het kaars verkopen?

  • € 2,00
  • (75:100) x 2,00 = 1,50  +
  • € 3,50

Manier 2
2 euro gedeeld door 100. Dan weet je 1 procent en dat x 75% en dat is 1,50
Dat tel je bij de inkoopprijs
Manier 1
Dan doe je 75 door 100 en dat x 2 euro en dat is 1,50 en dat tel je bij de inkoopprijs.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

De verkoopprijs bestaat uit:

A
Inkoopprijs + BTW
B
Brutowinst + BTW opslag
C
Brutowinst + BTW
D
Inkoopprijs + Brutowinst

Slide 10 - Quiz

5.2 Wat wordt de prijs? 
Afzet:
  • het aantal producten dat je verkoopt
  • bijvoorbeeld: 14 muffins
Omzet:
  • het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten
  • (de inhoud van de kassa!!)

Slide 11 - Slide

5.2 Wat wordt de prijs? 
Omzet:
  • je hebt 14 muffins verkocht
  • ze kosten € 1,20 per stuk
  • wat is je omzet?
  • 14 x 1,20 = € 16,80


omzet =  afzet  x  verkoopprijs

Slide 12 - Slide

Opdracht 27
Verkoopprijs:

Slide 13 - Slide

Opdracht 25
brutowinstopslag:



in percentage:

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

HUISWERK
5.2 maken opdracht 20 t/m 35 
wat niet af is wordt huiswerk.

Slide 16 - Slide