1B: Woorden en hun betekenissen

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet welke strategieën je kunt toepassen om de betekenis van een woord te raden;
  • Je kan de betekenis van nieuwe woorden raden met behulp van woordraadstrategieën;
  • Je kan uitleggen wanneer je een bepaalde woordraadstrategie gebruikt;
  • Je kan zelf zinnen bedenken waarin je de betekenis van nieuwe woorden laat zien.. 

Slide 2 - Slide

Welke twee betekenissen van "geletterd" ken je?

Slide 3 - Open question

Wat is een analfabeet?

Slide 4 - Open question

Woordraadstrategieën
Hoe meer woorden je kent, hoe meer je begrijpt. Soms vraag je de betekenis, soms zoek je het op en soms gebeurt het vanzelf doordat je hersenen de betekenis uit de rest van de zin of tekst, de context, afleiden. Hier zijn strategieën voor:
Een woord wordt uitgelegd in de zin waarin het woord staat. 
Nanno is een ontzettende hypochonder want hij denkt de hele tijd dat hij erge ziektes heeft. 
Een hypochonder is iemand die denkt dat hij erge ziektes heeft. 
Er staat een synoniem in de buurt. 
Mijn vader was furieus, ik heb hem nog nooit zó kwaad gezien. 
Furieus betekend heel erg boos. 
Er staat een tegenstelling in de buurt. 
De negatieve recensies verbaasden de makers van het spel, die juist goede reacties hadden verwacht. 
Negatief is tegengesteld van goede. Juist geeft dit aan. 
Het woord is een samenstelling.
Dit boek is een geesteskind van deze schrijver. 
Kind ken je. Geesteskind geeft aan dat het iets is wat de schrijver heeft voortgebracht. 
De betekenis is af te leiden uit een voor- of achtervoegsel. 
De docent klaagde over de inactieve houding van Anne. 
Actief ken je wel. Het voorvoegsel in- geeft een tegenstelling aan. 
Het woord lijkt op een woord dat je wel kent, bijvoorbeeld uit een andere taal. 
Er is een sterk causuaal verband tussen de tijd die je besteed aan het leren voor een toets en het cijfer dat je ervoor haalt. 
Je herkent cause/because wat aangeeft dat het om een oorzaak gaat. 

Slide 5 - Slide

Welke woordraadstrategie lijkt jou het fijnst?

Slide 6 - Open question

Waarom zijn woordraadstrategieën belangrijk?
A
Ze verbeteren de spellingvaardigheden van de lezers.
B
Ze zorgen ervoor dat lezers snel kunnen lezen zonder woorden te raden.
C
Ze vergroten de woordenschat van de lezers.
D
Ze helpen lezers om betekenis uit de tekst te halen, zelfs als ze niet alle woorden kennen.

Slide 7 - Quiz

Wat is een 'synoniem' en
hoe vind je die in een tekst?

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Video

Wat is een synoniem voor beduidend?
A
Onbeduidend
B
Belangrijk
C
Aanduiden
D
Onbelangrijk

Slide 10 - Quiz

Wat is een tegenstelling van 'altijd'?
A
af en toe
B
soms
C
vaak
D
nooit

Slide 11 - Quiz

Wat is een tegenstelling?
A
Warm en heet
B
Warm en koud
C
Politie en agent
D
vlug en gauw

Slide 12 - Quiz

Wat is een woord met een voorvoegsel?
A
hergebruiken
B
smakeloos

Slide 13 - Quiz

Een voorbeeld van achtervoegsels zijn:
A
ongevaarlijk
B
monoloog
C
wantrouwen
D
vindingrijk

Slide 14 - Quiz

Vaktaal en begrippen
Elk vak heeft zijn eigen vaktaal. 
Je leest vaak teksten met vaktaal en begrippen die je uit je hoofd moet leren. Een effectieve manier om dit te doen, is om ze uit te leggen aan iemand anders. 



Slide 15 - Slide

Toepassing

Slide 16 - Slide

Toepassing
In onderstaande zinnen heeft het woord koken verschillende betekenissen. Welke twee zijn dit?
Hoe weet je met welke betekenis van het woord koken je te maken hebt?
Weet je zelf een woord met twee betekenissen?

-Papa staat te koken; het hele huis ruikt naar pompoensoep.
-Papa staat te koken; ik heb hem nog nooit zo kwaad gezien. 

Slide 17 - Slide

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 18 - Open question

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet welke strategieën je kan toepassen om de betekenis van een woord te raden.
Je kan de betekenis van nieuwe woorden raden met behulp van woordraadstrategieën.
Je kan zelf zinnen bedenken waarin je de betekenis van nieuwe woorden laat zien en een tekening maken waarin je met de betekenis van nieuwe woorden speelt. 
Je kan uitleggen wanneer je een bepaalde woordraadstrategie gebruikt.

Slide 19 - Drag question

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Hoofdstuk 1 paragraaf b, woorden en hun betekenissen, opdracht 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10.
Hoe?
Oefenboek blz 10-13.
Handboek blz 58-59.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 9:50.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Huiswerk volgende week, zie Magister/Studiewijzer. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide