Voorzetsels invullen

Voorzetsels invullen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voorzetsels invullen

Slide 1 - Slide

De kat zit ..... de kast
A
op
B
onder
C
in
D
voor

Slide 2 - Quiz

de kat ligt .......... de hond
A
voor
B
onder
C
naast
D
achter

Slide 3 - Quiz

De hond likt ........... het ijs
A
aan
B
onder
C
boven
D
van

Slide 4 - Quiz

de hond loopt ....... de baas.
A
achter
B
onder
C
boven
D
naast

Slide 5 - Quiz

De eekhoorn springt .......... een tak
A
in
B
onder
C
naar
D
tussen

Slide 6 - Quiz

De hond loopt ....... de vrouw.
A
voor
B
onder
C
achter
D
boven

Slide 7 - Quiz

De hond trekt ...... de lijn.
A
in
B
voor
C
op
D
aan

Slide 8 - Quiz

Het konijn zit ...... de ruif.
A
tussen
B
achter
C
in
D
onder

Slide 9 - Quiz

De kat hangt ....... de tak.
A
op
B
aan
C
in
D
naast

Slide 10 - Quiz

Het konijn kijkt ....... het raam.
A
boven
B
door
C
uit
D
tussen

Slide 11 - Quiz

De kat zit ................ het konijn.
A
boven
B
onder
C
naast
D
voor

Slide 12 - Quiz

De hond springt ........ de bal.
A
op
B
tussen
C
naast
D
naar

Slide 13 - Quiz

De rat kijkt ........... het gat.
A
in
B
door
C
uit
D
onder

Slide 14 - Quiz

De muis loopt ......... het gat.
A
op
B
boven
C
door
D
tussen

Slide 15 - Quiz

De kat kijkt ................ de muizen.
A
op
B
naar
C
tussen
D
boven

Slide 16 - Quiz

De hond springt ........... de stam.
A
in
B
op
C
onder
D
over

Slide 17 - Quiz

De kat loopt ........... het dak.
A
op
B
onder
C
voor
D
achter

Slide 18 - Quiz

De kat springt ............ de muur.
A
naast
B
van
C
onder
D
achter

Slide 19 - Quiz

De hond springt .......... het luik.
A
door
B
over
C
in
D
tussen

Slide 20 - Quiz

Het konijn zit ......... de kooi.
A
op
B
boven
C
onder
D
in

Slide 21 - Quiz

De hond ruikt ............ de bloem.
A
in
B
aan
C
bij
D
naast

Slide 22 - Quiz

De hond eet .......... de brokjes.
A
in
B
voor
C
van
D
bij

Slide 23 - Quiz

De hond rent ......... de bal.
A
tussen
B
in
C
op
D
naar

Slide 24 - Quiz

De vrouw ligt .................... de geit.
A
op
B
onder
C
naast
D
achter

Slide 25 - Quiz

De kat kijkt ............. de mus.
A
naar
B
op
C
van
D
bij

Slide 26 - Quiz

Het konijn springt ................ het hek.
A
in
B
over
C
onder
D
naast

Slide 27 - Quiz

De man zit ............. de geiten.
A
op
B
boven
C
tussen
D
uit

Slide 28 - Quiz

Het schaap ligt ...... zijn rug.
A
in
B
voor
C
boven
D
op

Slide 29 - Quiz