H1A: bijvoeglijk naamwoord §4- 11-02-25

Nederlands
H1A
11- 02- 2025
Grammatica woordsoorten
§4- Bijvoeglijk naamwoord 

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
H1A
11- 02- 2025
Grammatica woordsoorten
§4- Bijvoeglijk naamwoord 

Slide 1 - Slide


Eerst... 
lekker 10 minuten lezen! 
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Planning periode 3 
Week 11 = week van 10 maart
Week 15 = week van 7 april 
Week 19 = week van 5 mei
Week 26 = PWW 3 = week van 23 juni 

Slide 3 - Slide

Vandaag
> Grammatica: woordsoorten §4: Bijvoeglijk naamwoord (BN) 
p. 210

Lesdoel: 
Aan het einde van de les weet ik hoe ik een bijvoeglijk naamwoord kan herkennen

Slide 4 - Slide

Grammatica 
Cursus 5 
Woordsoorten - §4- Bijvoeglijk naamwoorden
p. 210-211

Slide 5 - Slide

Leerdoelen
Ik kan/weet:
-(Stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden herkennen.

Slide 6 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden (BN)
Er zijn verschillende bijvoeglijk naamwoorden. Dit jaar behandelen we daar twee van. 

- gewone bijvoeglijk naamwoord
- stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

De afkorting van dit woordsoort is BN

Slide 7 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
  • Dit is een woord dat iets vertelt over een zelfstandig naamwoord.
  • Een bijvoeglijk naamwoord staat voor een zelfstandig naamwoorden (én achter een lidwoord). 
  • Er kunnen meerdere bijvoeglijknaamwoorden achter elkaar staan, die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord.


Slide 8 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden
Een klein huis.
Het kleine huis. 
Een mooi, klein huis. 
De kleine huizen. 

Slide 9 - Slide

Oefening 1- p. 210
Klaar? --> begin aan oefening 2
timer
4:00

Slide 10 - Slide

spellingsregels bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden


Een houten stoel.
Het houten stoeltje.
De houten stoelen. 

Slide 12 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Slide 13 - Slide

Extra oefenen bijvoeglijk naamwoorden?
Gewone en stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden extra oefenen?
Gebruik dan de volgende websites.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Even oefenen

Slide 20 - Slide

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 21 - Quiz

'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden.

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord

Slide 22 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 23 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 24 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
slimme
B
tante
C
onvergetelijke
D
logeerpartij

Slide 25 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
brede
C
fietsten
D
gekke

Slide 26 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
gevallen
C
laptop
D
zoeken

Slide 27 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
geweldige
D
gescoord

Slide 28 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
rode
B
zachte
C
gouden
D
mooie

Slide 29 - Quiz

'mooi ' en 'lelijk' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Deze bijvoeglijk naamwoorden zeggen iets over
A
het zelfstandig naamwoord
B
het werkwoord

Slide 30 - Quiz


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 31 - Quiz

In de les maken/ HW
§4 bijvoeglijke naamwoorden : oef. 1 t/m 7 - p. 210 & 211
Niet af --> HW voor dinsdag 18 feb. 

SO Formuleren: dinsdag 11 maart
SO Woordsoorten: dinsdag 8 april

Slide 32 - Slide