Thema 5 Ordening bacteriën

 Bacterien
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 Bacterien

Slide 1 - Slide

Leerdoel

1.  Je leert dat een bacterie ééncellig is

2. Je leert hoe bacteriën zich voortplanten

3. Je leert op welke manieren bacteriën nuttig kunnen zijn

3. Je leert op welke manieren bacteriën schadelijk kunnen zijn



Slide 2 - Slide

Bacteriën
waar denk je dan aan?

Slide 3 - Mind map

Het vertakkingsschema: 
even herhalen

Slide 4 - Slide

Bacteriën
Bacteriën hebben geen celkern en wel een celwand. Ze zijn eencellig, dat betekent dat ze uit 1 cel bestaan. Ze zijn zo klein dat je ze met een gewone microscoop alleen als kleine puntjes of streepjes ziet. 
                                         Alleen als je ze                 
                                         honderdduizenden  
                                         keren vergroot 
                                         kun je zien hoe ze                                                        
                                         er in werkelijkheid 
                                         uitzien.

Slide 5 - Slide

Voortplanting 
van bacteriën
Bacteriën planten zich voort door te delen.
Hoe ze dat doen?

1.  Eén bacterie deelt in tweeën.
2.  Die 2 groeien totdat ze weer even groot zijn.
3.  Dan gaan die 2 zich ook weer delen.
4.  Dan zijn er 4 en die gaan zich ook weer delen......

Als de omstandigheden gunstig zijn kunnen bacteriën zich elk half uur delen. Er moet dan voedsel en vocht zijn en de temperatuur moet goed zijn. Dan kan elke bacterie uitgroeien tot een hele grote groep. 
Zo'n groep noem je een bacteriekolonie. 
Een bacteriekolonie kun je met het blote oog zien.


Slide 6 - Slide

In de volgende video zie je:
Hoe snel een bacterie groeien kan...
elke 30 seconden kan een bacterie zich delen...

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

De meeste bacteriën voeden zich met resten van dode organismen. 
Zo ruimen bacteriën andere organismen op. 
Het menselijk lichaam telt 10 x meer bacteriën dan cellen
Het menselijk lichaam telt 10x meer bacterien dan cellen
In de darmen zitten ontzettend veel bacteriën. De meeste zijn nuttig. 
Ze helpen bij het verteren van voedsel.
Door de goede, nuttige bacteriën hebben schadelijke bacteriën geen kans. De nuttige bacteriën beschermen de huid.
In je mond zitten
 25 x meer bacteriën 
dan er mensen op de aarde leven.

Slide 9 - Slide

Voedsel maken

Bacteriën kunnen een rol hebben bij het maken van voedsel.

Die speciale bacteriën worden gebruikt bij het maken van voedingsmiddelen.

Slide 10 - Slide

Schadelijke bacteriën
Voedsel bestaat uit (delen van) organismen.

Voorbeelden hiervan zijn: vlees, vis, fruit en groenten. 
Voor bacteriën is dat voedsel, daarom kunnen ze daar goed op leven. 
Het voedsel gaat daardoor bederven en als wij dat bedorven voedsel eten, kunnen we daarvan ziek worden.

Er zijn bepaalde soorten bacteriën die mensen ziek kunnen maken. De huisarts zal dan een antibioticum voorschrijven.
Dat antibioticum dood de schadelijke bacteriën.

Een voorbeeld is penicilline maar er zijn meer antibiotica.
longontsteking
blaasontsteking

Slide 11 - Slide

Neem de volgende 
uitlegvideo goed door

Slide 12 - Slide

0

Slide 13 - Video

Wat is het belangrijkste celkenmerk van een bacterie?

Slide 14 - Open question

Hoe planten bacteriën zich voort?

Slide 15 - Open question

Hoe kunnen bacteriën nuttig zijn voor de mens?

Slide 16 - Open question

Noem 2 infectieziekten die door bacteriën worden veroorzaakt.

Slide 17 - Open question

Huiswerk
LessonUp doornemen
+
Maken Thema 5 Bacteriën 
(blz. 184 t/m 190) 


Slide 18 - Slide

Deling

Slide 19 - Open question

Bacteriën hebben
A
wel een celwand geen celkern wel bladgroenkorrels
B
wel een celwand wel een celkern geen bladgroenkorrels
C
geen celwand geen celkern wel bladgroenkorrels
D
wel een celwand geen celkern geen bladgroenkorrels

Slide 20 - Quiz

Een bacterie
A
bestaat uit een bacteriekolonie
B
bestaat uit een klein groepje cellen
C
bestaat uit 1 cel
D
is geen cel

Slide 21 - Quiz

Roy zegt: Bacteriën planten
zich voort door deling

Emily zegt dat bacteriën zich voeden met dode resten van organismen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
Roy: waar Emily: niet waar
D
Roy: niet waar Emily: waar

Slide 22 - Quiz

Bacteriën
A
zijn nuttig omdat ze een beschermende laag op je huid vormen
B
zijn nuttig voor de natuur, ruimen (resten) van organismen op
C
zijn nuttig omdat ze voorkomen dat het glazuur van je tanden wordt aangetast
D
A, B en C zijn waar

Slide 23 - Quiz


Veel bacteriën kunnen zich snel voortplanten bij tropische temperaturen. Bij lage temperaturen groeien bacteriën heel langzaam. Als het schadelijke bacteriën betreft dan kan dat problemen opleveren. Daarom is het belangrijk om veel voedingsmiddelen in de koelkast te bewaren. Komen ze weer buiten de koelkast, dan gaan bacteriën weer sneller delen.
A
Bij een bepaalde temperatuur planten bacteriën zich sneller voort
B
Bacteriën delen zich bij elke temperatuur met hetzelfde tempo
C
Bacteriën kunnen zich wel delen maar niet voortplanten
D
Er zijn alleen slechte bacteriën, ze zijn niet nuttig

Slide 24 - Quiz

Hoe koop, kook en bewaar je op een veilige manier je eten?
Salmonella is een bacterie die veel voorkomt in dieren, vooral in pluimvee en varkens. Hij leeft vooral in de darm van zulke dieren, maar kan via de ontlasting bijna overal voorkomen. Mensen kunnen ook drager zijn van de bacterie. Als zij onhygiënisch omgaan met eten en drinken, kunnen zij de besmetting overdragen. Salmonella kan voorkomen in diverse levensmiddelen. De meeste bekende voorbeelden zijn rauw vlees, rauw ei, rauwe groente en fruit.
A
De salmonella bacterie is een nuttige bacterie
B
De salmonella bacterie kan NIET door mensen worden overgedragen.
C
De salmonella bacterie is een ziekmakende bacterie
D
De salmonella bacterie zorgt voor de lekkere smaak van bijv. vlees, ei en groente

Slide 25 - Quiz

Bij warm weer leg je voedsel in de koelkast
A
omdat het voedsel dan beter smaakt
B
ziekmakende bacteriën kunnen zich dan minder voortplanten
C
het hoeft niet, eigenlijk is dat onzin
D
gezonde bacteriën blijven dan beter aanwezig in het voedsel

Slide 26 - Quiz


Arco zegt:
Je ziet hier een petrischaaltje

Eya zegt: Je ziet hier bacteriën
A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Arco: waar Eya: nietwaar
D
Arco: nietwaar Eya: waar

Slide 27 - Quiz


Stefan zegt:
Je ziet hier bacteriekolonies

Tonie zegt: Je ziet hier een voedingsbodem
A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Daphne: waar Dewi: nietwaar
D
Daphne: nietwaar Dewi: waar

Slide 28 - Quiz

Op kweek zetten van urine.

De urine wordt in het laboratorium op voedingsbodems op kweek gezet bij 37°C. Dit is voor de meeste bacteriën de ideale temperatuur om te groeien. Na 24 - 48 uur groeit elke bacterie uit tot een bacteriekolonie. Als er kolonies te zien zijn, is er sprake van een urineweginfectie. (blaasontsteking). Een microbiologisch analist beoordeelt de voedingsbodems. De huisarts krijgt de uitslag van de kweek en schrijft een antibiotica kuur voor.
A
Met een sterk vergrotende microscoop kan de analist waarnemen of er sprake is van een urineweginfectie
B
Met een sterk vergrotende telescoop, want met een gewone microscoop kun je de bacteriën alleen als kleine puntjes of streepjes zien.
C
Met een microscoop zoals wij die op school hebben, kan de analist waarnemen of er sprake is van een urineweginfectie
D
Met een loep kan de analist waarnemen of er sprake is van een urineweginfectie

Slide 29 - Quiz

Op kweek zetten van urine.

De urine wordt in het laboratorium op voedingsbodems op kweek gezet bij 37°C. Dit is voor de meeste bacteriën de ideale temperatuur om te groeien. Na 24 - 48 uur groeit elke bacterie uit tot een bacteriekolonie. Als er kolonies te zien zijn, is er sprake van een urineweginfectie. (blaasontsteking). Een microbiologisch analist beoordeelt de voedingsbodems. De huisarts krijgt de uitslag van de kweek en schrijft een antibiotica kuur voor.
A
Antibiotica doodt bacteriën
B
Antibiotica zorgt ervoor dat de bacteriën beter te zien zijn door de analist
C
Antibiotica stimuleert de voortplanting van bacteriën
D
Antibiotica zorgt ervoor dat bacteriën zich minder snel voortplanten

Slide 30 - Quiz

Bacteriën kunnen zich elke 30 minuten delen. Als er één is:

Roy zegt: Na 2 uur zijn er dan al 16
Tess zegt:
Na 4 uur zijn er dan al 256

A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Roy: waar Tess: nietwaar
D
Roy: nietwaar Tess: waar

Slide 31 - Quiz

Een paar dagen na het zwemmen hebben deze meiden een oorontsteking en krijgen ze antibiotica.
Wat is NIET waar?
A
waarschijnlijk waren er bacteriën in het open water aanwezig
B
De antibiotica doodt zowel schadelijke als nuttig bacteriën
C
De antibiotica doodt alleen schadelijke bacteriën
D
De antibiotica helpt tegen de oorontsteking

Slide 32 - Quiz


Bacteriën kunnen zich elke 30 minuten delen.
Roy zegt: Na 2 uur zijn er dan al 16 bacteriën
Tess zeg: Na 4 uur zijn er al 256

A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Roy: waar Tess: nietwaar
D
Roy: nietwaar Tess: waar

Slide 33 - Quiz

Mayke zegt dat sla kan bederven door bacteriën, het stinkt dan.

Görkem zegt dat bij de bereiding van yoghurt bacteriën worden gebruikt
A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Mayke: waar Görkem: nietwaar
D
Mayke: nietwaar Görkem: waar

Slide 34 - Quiz


Mw. Wielaard heeft een bacteriële longontsteking.
4 Leerlingen krijgen daarna last van hun luchtwegen. Kunnen zij een longontsteking hebben?
A
ja want de longontsteking van Mw. Wielaard is besmettelijk
B
nee, want de longontsteking van Mw. Wielaard is niet besmettelijk

Slide 35 - Quiz

Antibiotica doodt alle bacteriën
Wat is daarvan het nadeel?
Leg uit!

Slide 36 - Open question



Dit product is gemaakt met bacteriën.

zuurkool
A
ja
B
nee
C
soms wel
D
soms niet

Slide 37 - Quiz

Leerdoel

1.  Je weet en kunt uitleggen dat een bacterie ééncellig is

2. Je  weet en kunt uitleggen hoe bacteriën zich voortplanten

3. Je  weet en kunt uitleggen op welke manieren bacteriën nuttig kunnen zijn

3. Je  weet en kunt uitleggen op welke manieren bacteriën schadelijk kunnen zijn



Slide 38 - Slide

Wat weet jij over bacteriën?

Slide 39 - Mind map

Wat vind je nog lastig?
Hoe ga je dat aanpakken?

Slide 40 - Mind map