Grammar Revision Units 13 & 14

This week:
  1. Leesexamen Havo 2016 1e tijdvak maken (staat in Studiewijzer).
  2. Antwoordblad inleveren via Magister - Opdrachten. Er is geen VEF deze week.
  3. Niet vergeten het luisterexamen op Woots te maken of het alternatief dat in de Studiewijzer staat. Moet voor 30 mei.
  4. Niet vergeten: inleveren handelingsdeel periode 1 vóór 1 juni!
  5. Herhaling grammatica Units 13-18 in de lessen. Formatieve toets volgende week!
  6. Vragen stellen over OF e.d. in de lessen.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

This week:
  1. Leesexamen Havo 2016 1e tijdvak maken (staat in Studiewijzer).
  2. Antwoordblad inleveren via Magister - Opdrachten. Er is geen VEF deze week.
  3. Niet vergeten het luisterexamen op Woots te maken of het alternatief dat in de Studiewijzer staat. Moet voor 30 mei.
  4. Niet vergeten: inleveren handelingsdeel periode 1 vóór 1 juni!
  5. Herhaling grammatica Units 13-18 in de lessen. Formatieve toets volgende week!
  6. Vragen stellen over OF e.d. in de lessen.

Slide 1 - Slide

Grammar Revision
Unit 13: Reported Speech
Unit 14: Perfect Tenses

Slide 2 - Slide

Unit 13: Reported Speech 
Je rapporteert (herhaalt) wat iemand anders eerder heeft gezegd. Dit stond tussen ".....". 
Vergelijk met het Nederlands:

Kees: "Jan loog"                                      Kees: "Jan lied."
Kees zei dat Jan had gelogen.         Kees said that Jan had lied.

Slide 3 - Slide

Wat verandert? - Persoonsvorm
Er zijn een aantal dingen die veranderen wanneer je de zin van Direct Speech naar Reported Speech zet. Het eerste is de persoonsvorm:

Maaike: "Ik heb het boek niet gelezen."
Zij zei dat ze het boek niet had gelezen.

Maaike: "I did not read the book"
She said that she had not read the book

Slide 4 - Slide

Wat verandert? -Werkwoordstijd
Daarnaast verander de werkwoordstijd. Wat je vooral moet onthouden is dat je een stapje 'terug' naar het verleden maakt. Zo wordt een
Present Simple een Past Simple.

Maaike: "Hij eet een ijsje."
Zij zei dat hij een ijsje at.

Maaike: "He eats an icecream."
She said that he ate an icecream.

Slide 5 - Slide

Wat verandert? - Tijdsbepaling
Ook vindt er een verandering plaats in de tijdsbepalingen. Omdat ze niet precies weten wanneer de Direct Speech is gezegd, veranderen we woorden als 'yesterday' naar 'a day earlier'.

Maaike: "James zag de man gisteren."
Zij zei dat James de man een dag eerder had gezien.

Maaike: "James saw the man yesterday."
She said that James had seen the man a day earlier.
          

Slide 6 - Slide

Wat verandert? This->that/These->those
Ook de woorden this/these veranderen, omdat het nu vanuit een ander perspectief wordt gezien. Van dichtbij naar veraf als het ware.

Maaike: "Heb jij dit artikel gelezen?"
Zij vroeg of ik dat artikel had gelezen.

Maaike: "Have you read this article?"
She asked if I had read that article.

Slide 7 - Slide

Geen verandering van tijd bij een algemene waarheid!
Teacher: "You add an -s to the verb when the subject is a he."

The teacher said that you add an -s to the verb when the subject is a he.

Een grammaticaregel is een voorbeeld van zo'n algemene waarheid ( = vaste regel)

Slide 8 - Slide

Reporting verbs
Er zijn veel werkwoorden die je kunt gebruiken in plaats van "said".
Deze werkwoorden hebben verschillende constructies:

accuse somebody of + -ing
claim + that (optional)
refuse + to + hele werkwoord

Je moet deze constructies leren voor de formatieve toets.

Slide 9 - Slide

1) 'I need to see Sarah this weekend.' ⇒ George said that ______.
A
he needed to see Sarah this weekend
B
he was needing to see Sarah that weekend
C
he needed to see Sarah that weekend

Slide 10 - Quiz

2) 'I'm reading now.' ⇒ Sally told me ______.
A
that she was reading at that moment
B
that she read now
C
that she was reading now

Slide 11 - Quiz

3) 'I haven't seen Barbara since last year.' ⇒ Brendan told me ______.
A
he didn't see Barbara since last year
B
he hadn't seen Barbara since the year before
C
he hadn't seen Barbara since last year

Slide 12 - Quiz

4) 'Have you signed the contract?' ⇒ Suzan ______ .
A
told me if I had signed the contract
B
asked me whether I had signed the contract
C
said if I signed the contract

Slide 13 - Quiz

5) 'Where did you eat?' ⇒ Sam asked me ______.
A
where I had eaten
B
where had I eaten
C
where did I eat

Slide 14 - Quiz

6) 'Where are you going tomorrow?' ⇒ Sandra asked me ______.
A
where was I going tomorrow
B
where was I going the next day
C
where I was going the following day

Slide 15 - Quiz

7) 'May I smoke in this room?' ⇒ Micky asked me ______.
A
if he may smoke in this room
B
if he might smoke in that room
C
whether he smoked in that room

Slide 16 - Quiz

8) 'I'm living in Australia.' Sarah told me ______
A
she is living in Australia
B
she lived in Australia
C
she was living in Australia

Slide 17 - Quiz

9) 'Please, sit here.' ⇒ She ______.
A
asked me to sit there
B
said to sit there
C
told me to sit here

Slide 18 - Quiz

10) 'Can you give me a hand with the boxes?' ⇒ Peter asked me ______ with the boxes.
A
if I could give me a hand
B
whether I could give him a hand
C
if could I give him a hand

Slide 19 - Quiz

Questions so far?
Next up: Perfect Tenses

Slide 20 - Slide

Unit 14: Perfect Tenses (p.172)

Slide 21 - Slide

Present perfect (have & ww + -ed/3e vorm)
1)  iets is begonnen in het verleden en is nog niet voorbij
               I have lived here for ten years.
2)  iets is gebeurd in het verleden en het resultaat is nog belangrijk of merkbaar
               She has broken her arm.
3) Iets is heel kort geleden gebeurd. Signaalwoord: Just
               They have just finished their homework.

Slide 22 - Slide

Past perfect (had & ww + -ed/3e vorm)
Er zijn twee dingen in het verleden na elkaar gebeurd. Wat het eerst is gebeurd krijgt de past perfect.

          After they had hiked up the mountain, they took a shower. 

Slide 23 - Slide

Future perfect (will have & ww + -ed/3e vorm)
Iets is op het moment van spreken nog niet gebeurd maar op het moment in de toekomst waarnaar verwezen wordt (in de zin) zal het al wel gebeurd zijn. 
Het gebeurd dus tussen het heden en een punt in de toekomst.

             This month next year I will have had all my SE tests. 

Slide 24 - Slide

..... continuous
Als er achter een perfect tense het woord 'continuous' staat betekent dit dat de duur van wat er gebeurde van belang is.

  • I have been chopping wood all morning. (present perfect continuous)
  • He had been waiting for an hour when I arrived. (past perfect continuous)
  • In April, we will have been bringing home thousands stranded tourists for two months. (future perfect continuous)

Slide 25 - Slide

1. ---- (you / see) the news? You won't believe your eyes.
A
Had you seen
B
Will you have seen
C
Have you seen

Slide 26 - Quiz

2. By the time you receive this letter, Dina ---- (leave) for England.
A
will have left
B
had left
C
has left

Slide 27 - Quiz

3) They ---- (work) for two hours by the time the manager arrived.
A
will have been working
B
have been working
C
had been working

Slide 28 - Quiz

3) She ---- (recover) from her surgery by the time we visit her next Saturday.

Slide 29 - Open question

4) I ---- (work) for big companies like this before. I know how they operate.

Slide 30 - Open question

5) Debi ---- (study) for four hours when her father arrives.

Slide 31 - Open question

Questions?
Please stay if you have any  more questions about the grammar, Objective First book or anything else. 

If not, you may leave class to work on the Havo 2016 reading exam.

Slide 32 - Slide