Verwijswoorden

Verwijswoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Wat zijn verwijswoorden?

Slide 2 - Open question

Noem eens een paar
verwijswoorden!

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

De man klimt.
Hij draagt een veiligheidsgordel,
Die hem beschermt tegen het vallen.
Zijn helm geeft hem extra bescherming.
Deze beschermingsmiddelen zijn noodzakelijk bij het klimmen.
Waar verwijst "hem" in regel 3 naar?
A
hij
B
de man
C
een veiligheidsgordel
D
beschermingsmiddelen

Slide 5 - Quiz

De man klimt.
Hij draagt een veiligheidsgordel,
Die hem beschermt tegen het vallen.
Zijn helm geeft hem extra bescherming.
Deze beschermingsmiddelen zijn noodzakelijk bij het klimmen.
Waar verwijst "deze" in de laatste regel naar?
A
hij
B
de men + hem
C
een veiligheidsgordel + zijn helm
D
beschermingsmiddelen

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Mannelijk/vrouwelijk
personen: wolvin (v), marktkoopman (m)

uitgangen vrouwelijk:
- heid                   - ing               - te               - teit
- nis                      - de                - ij                 - uur
- st                        - ie                  - iek
- schap               - ij                   - theek

Slide 8 - Slide

Mannelijk 
vrouwelijk
onzijdig
de man
de gevangenis
Davide
wetenschap
Maurice
de stier
het huis

Slide 9 - Drag question

Wat ga je doen?
verwijswoorden uit de volgende tekst halen, zet erbij waar het naartoe verwijst!

Klaar?
- verder aan je betoog
- werken aan de opdrachten van dit hoofdstuk

Slide 10 - Slide

Ik snap verwijswoorden en kan ze toepassen.
A
eens
B
oneens

Slide 11 - Quiz

Hoe vind je dat je gewerkt hebt deze les?

Slide 12 - Open question