Dinsdag 2-3-21

Goedemorgen!
1 / 56
next
Slide 1: Slide
dagdeelVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolvmboLeerroute VBLeerroute VKLeerroute VGLeerroute VT

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 240 min

Items in this lesson

Goedemorgen!

Slide 1 - Slide

Regels tijdens online les
met Microsoft Teams

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Nederlands
- Heb je een vraag steek dan je digitale hand op.
- Iedereen heeft zijn microfoon uit
- Wanneer de tijd afgelopen is sluiten we de les gezamenlijk af

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Aan de slag!
- Heb je een vraag steek dan je digitale hand op.
- Iedereen heeft zijn microfoon uit
- Wanneer de tijd afgelopen is sluiten we de les gezamenlijk af
timer
1:00

Slide 7 - Slide

Engels
- Heb je een vraag steek dan je digitale hand op.
- Iedereen heeft zijn microfoon uit
- Wanneer de tijd afgelopen is sluiten we de les gezamenlijk af

Slide 8 - Slide

Theme 6, J+K

Slide 9 - Slide

Grammar 17
Some, any, every, no and compounds ( samengestelde vormen)


                      Some / any = een aantal, enkele, wat

Slide 10 - Slide

  Wanneer gebruik je any?
                                                           
1. in de meeste vragen.      Is there any meatpie left ?

2. ontkennende zinnen     There isn't any meatpie left.

Woorden die je met any maakt gebruik je op dezelfde manier:
anybody : iemand
anyone: iemand                          Is there anyone who wants to volunteer ?
anywhere : ergens                     I can't find my shoes anywhere.
anything : iets

Slide 11 - Slide

Wanneer gebruik je some ?
1. bevestigende zinnen                                     I would like some orange juice, please.
2. vragen waarvan je denkt dat                     Can I have some water, please ?
     het antwoord 'ja'zal zijn. 
3. vragen waarmee je iets aanbiedt.           Would you like some orange juice ?

Woorden die je met some maakt gebruik je op dezelfde manier:
someone          iemand            He talked to someone on the phone.
somebody       iemand
somewhere    ergens
something       iets                      Can I have something to drink ?

Slide 12 - Slide

any / every
any    =   ieder(e) willekeurige

You can come any day next week. (maakt niet uit welke)

every   =  'letterlijk alle'

I see her every day of the week. (alle dagen)

Slide 13 - Slide

no + samengestelde vormen
Je gebruikt no en samengestelde vormen om iets met nadruk te zeggen.

no                        geen
nowhere           nergens
nobody             niemand
nothing            niets
I 've heard nothing from Felix. Is he ill ?

Slide 14 - Slide

Tracy made sure ______ knew about her party by sending invitation cards.
A
someone
B
everyone
C
anyone

Slide 15 - Quiz

There is ______ wrong with Julius. He is just fine.
A
nothing
B
something
C
everything
D
none

Slide 16 - Quiz

We did _______ we could do to make our dreams come true.
A
nothing
B
some
C
everything
D
anything

Slide 17 - Quiz

Can _____ tell me the name of this song? It sounds really cool!
A
someone
B
anyone
C
everyone

Slide 18 - Quiz

________ questions on this test were really difficult, but others were really easy.
A
some
B
any
C
none
D
every

Slide 19 - Quiz

My grandmother gives me the same brithday present ______ year.
A
no
B
some
C
every
D
any

Slide 20 - Quiz

Can ________ teach him a lesson? He always thinks he can get away with everything.
A
anyone
B
someone
C
everyone

Slide 21 - Quiz

We don't have ____ milk left. Could you go to the shop and get some more?
A
every
B
any
C
some
D
no

Slide 22 - Quiz

This animal is only found in New Zealand and _____ else
A
nowhere
B
anywhere
C
somewhere
D
everywhere

Slide 23 - Quiz

When I arrived at her house there was ________ there. The whole house was empty.
A
anyone
B
no one
C
someone
D
some

Slide 24 - Quiz

Aan de slag!
timer
1:00
- Heb je een vraag steek dan je digitale hand op.
- Iedereen heeft zijn microfoon uit
- Wanneer de tijd afgelopen is sluiten we de les gezamenlijk af

Slide 25 - Slide

Pauze
Korte pauze!


timer
15:00

Slide 26 - Slide

Aardrijkskunde
- Heb je een vraag steek dan je digitale hand op.
- Iedereen heeft zijn microfoon uit
- Wanneer de tijd afgelopen is sluiten we de les gezamenlijk af
Herhaling H3 

Slide 27 - Slide

0

Slide 28 - Video

Wat hoort bij de grens van Nederland met België en Duitsland?
A
harde grens
B
natuurlijke grens
C
zachte grens
D
landsgrens

Slide 29 - Quiz

0

Slide 30 - Video

Identiteit heeft vooral te maken met
A
mentaliteit
B
cultuur
C
ruimtelijke ordening
D
harde grenzen

Slide 31 - Quiz

0

Slide 32 - Video

Welke omschrijvingen horen bij de foto's?
Klik op de hotspots hieronder.
Sleep ze naar de juiste afbeelding.
een natuurlijke grens
territoriale wateren
Melilla: de harde kunstmatige grens met Spanje

Slide 33 - Drag question

Welke omschrijvingen horen bij de foto's?
Klik op de hotspots hieronder.
Sleep ze naar de juiste afbeelding.
open grens
zachte grens
harde grens
gesloten grens

Slide 34 - Drag question

Welke omschrijvingen horen bij de foto's?
Klik op de hotspots hieronder.
Sleep ze naar de juiste omschrijving.

Mensen horen op drie manieren bij een land:
Elk land wordt bestuurd door een regering. Daardoor is een land soeverein: het is een zelfstandig en onafhankelijk land.

De inwoners hebben dezelfde taal, godsdienst en gewoonten.

Mensen verdienen hun geld in eigen land en geven het vooral uit in hun eigen land.


politiek
economisch
sociaal-cultureel

Slide 35 - Drag question

Welke omschrijvingen horen bij de foto's?
Klik op de hotspots hieronder.
Sleep ze naar de juiste omschrijving.

Mensen horen op drie manieren bij een land:
De meeste Afrikanen uit Noord-Afrika zijn moslim en spreken een Arabische taal. Het valt voor hen niet mee om zich ................................... thuis te voelen in Europa.
Veel Afrikanen willen hun armoede ontvluchten en zoeken hun toekomst in Europa. Het zijn dus vaak ................................... vluchtelingen.
Veel Afrikanen proberen via Melilla Spanje binnen te komen. Als ze de Spaanse nationaliteit krijgen horen ze ................................... bij dat land.
politiek
economisch
sociaal-cultureel

Slide 36 - Drag question

Welke omschrijvingen horen bij de foto's?
Sleep de woorden naar de juiste plaats.
Mentaliteit van de Randstad
Provinciale mentaliteit
ieder voor zich
Nederlands
direct
dialect
gemeenschapsgevoel
stad
dorp

Slide 37 - Drag question


Stel je voor dat deze Duitse camper na een WK Voetbal Nederland binnenrijdt. Nederland heeft de finale verloren van Duitsland. Supporters van Oranje bekogelen de camper met rot fruit.
Met welk begrip krijgt de Duitse chauffeur vooral te maken?
A
Met chauvinisme. De Nederlanders tonen een overdreven liefde voor hun eigen land.
B
Met een harde grens. De grens tussen Nederland en Duitsland is ook de grens tussen twee voetballanden.
C
Met gemeenschappen. Er is een groot verschil tussen de Nederlandstalige en de Duitstalige gemeenschap.
D
Met de taalgrens. De grens tussen Nederland en Duitsland is ook de grens tussen twee talen.

Slide 38 - Quiz


Bekijk de voetbalkaart goed.
Waarom past deze kaart beter bij regionalisme dan bij lokalisme?

Slide 39 - Open question


This video is no longer available
Welke video was dit?
Bekijk de samenvattingsvideo van hoofdstuk 3 Grenzen en identiteit, paragraaf 3.1 t/m 3.3.
Noem twee begrippen die je nog lastig vindt.

Slide 40 - Open question

Slide 41 - Video

Aan de slag!
timer
1:00
- Heb je een vraag steek dan je digitale hand op.
- Iedereen heeft zijn microfoon uit
- Wanneer de tijd afgelopen is sluiten we de les gezamenlijk af

Slide 42 - Slide

Biologie
- Heb je een vraag steek dan je digitale hand op.
- Iedereen heeft zijn microfoon uit
- Wanneer de tijd afgelopen is sluiten we de les gezamenlijk af

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

Netvlies

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Staafjes: grijs/zwart als het schemert of donker is.
Kegeltjes: gele vlek -> kleur -> rood, groen en blauw.

Slide 47 - Slide

Waar de oogzenuw zit is de blinde vlek, daar zitten geen zintuigcellen

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Link

Wat kun je zien met de kegeltjes?
A
Kleur
B
Zwart en grijs tinten
C
Licht
D
Kegeltjes doen niks

Slide 51 - Quiz

Zit er in de blinde vlek zenuwcellen?
Ja of nee en waarom?

Slide 52 - Open question

Benoem de verschillende onderdelen van het netvlies.
uitloper zenuwcel
staafje
kegeltje
zenuwcel
blinde vlek
oogzenuw
gele vlek

Slide 53 - Drag question

Welke cijfer geeft het
netvlies aan?
A
1
B
2
C
4
D
6

Slide 54 - Quiz

Biologie
- Heb je een vraag steek dan je digitale hand op.
- Iedereen heeft zijn microfoon uit
- Wanneer de tijd afgelopen is sluiten we de les gezamenlijk af
timer
1:00

Slide 55 - Slide

Afsluiting:
Tot morgen!

Slide 56 - Slide