4 VWO zouten par 4.1

H4: ZOUTEN par 1
1 / 23
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H4: ZOUTEN par 1

Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
  • Je kunt namen en formules van verschillende ionen herkennen en benoemen
  • Je kunt een verhoudingsformule opstellen
  • Je kunt de juiste naam van een zout opschrijven

Slide 2 - Slide

timer
0:30
Geleiden altijd stroom
Bevatten alleen metaal atomen
Geleiden nooit stroom
Bevatten alleen niet-metaal atomen
Geleiden stroom in vloeibare fase
Bevatten metaal en niet-metaal atomen

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

Noem 3 eigenschappen van zouten op macroniveau.

Slide 5 - Open question

Eigenschappen van zouten (macro niveau):
  • geleiden stroom in vloeibare fase of indien opgelost
  • vormt kristallen
  • hoog kook- en smeltpunt

Slide 6 - Slide

Ionen
  • Zouten bestaan altijd uit ionen (zie ook 2.4)
  • Ionen zijn atomen (of een groepje atomen) met een lading. 
      Zie tabel 1, blz. 133 van je boek.

Slide 7 - Slide

Wat is de lading van een magnesium-ion? Gebruik je Binas (40A)

(20 s)
A
+
B
2+
C
-
D
2-

Slide 8 - Quiz

Ionbinding
Positieve en negatieve ladingen trekken elkaar aan.




                                       
                                                NaCl (s)

In de formule van een vast zout noteer je geen ladingen

Slide 9 - Slide

Ionrooster
De ionen in een zout zijn regelmatig gerangschikt.
Dit noemen we een ionrooster.

Slide 10 - Slide

Is een ion-binding sterk? (hint: eigenschap macroniveau).

(10 s)
A
ja
B
nee
C
geen idee

Slide 11 - Quiz

Samengestelde ionen
Ook groepjes atomen kunnen samen een lading hebben.
Dit noemen we een samengesteld ion.
Deze staan in in Binas 66D en in tabel 1, blz. 133 van je boek.

Slide 12 - Slide

Geef de formule en lading van een sulfaation
(Binas 66B)
(je hoeft geen sub/superscript te gebruiken)

Slide 13 - Open question

Meerdere ladingen
Sommige metaalionen kunnen meerdere ladingen hebben.
Wanneer dit het geval is, geef je de in de naam van het ion of zout aan met een Romijns cijfer.

bijv:  Cu   = koper (I) ion
        Cu 2+ = koper (II) ion

       CuCl    = koper (I)chloride !!

Slide 14 - Slide

Welke ladingen kan een ijzerion hebben? (Binas 40A)

(20 s)
A
1+, 2+
B
2+, 3+
C
1+, 3+
D
2+, 4+

Slide 15 - Quiz

Verhoudingsformule
Het geheel van een zout is neutraal.
De formule van een zout geeft (de zo klein mogelijke) verhouding weer waarin de zouten voorkomen.
Zie ook binas 40 A en 66B,  leer ook tabel 1 op blz 133 van je boek.

bijv: natriumfluoride bestaat uit Na en F-
       bij een neutraal geladen stof is de verhouding Na+ : F- = 1 : 1
                                                                        dus:  NaF (s)


       CuCl    = koper (I)chloride !!

Slide 16 - Slide

Verhoudingsformule
bijv:  magnesiumfosfaat bestaat uit Mg2+  en PO43-
       bij een neutraal geladen stof is de verhouding  Mg2+ en PO43-= 3 : 2
                                                                         dus:  Mg3(PO4)2

      Let op de haakjes en geen ladingen in de formule van een vast zout.


 

Slide 17 - Slide

Geef de verhoudingsformule van calciumchloride
(je hoeft geen sub/superscript te gebruiken)

Slide 18 - Open question

Geef de verhoudingsformule van ijzer(II)fosfaat
(je hoeft geen sub/superscript te gebruiken)

Slide 19 - Open question

Naamgeving
Eerst positief ion, dan negatief ion met uitgang -ide
Denk ook aan de eventuele Romijnse cijfers
bijv:
NaCl          natriumchloride
SnO           tin(II)oxide        (waarom Romijns cijfer 2?)

Uitzondering: samengestelde ionen krijgen niet de uitgang -ide:
MgCO     magnesiumcarbonaat

Slide 20 - Slide

Geef de naam van:

Slide 21 - Open question

Geef de naam van:

Slide 22 - Open question

Volgende les(sen)
oplosbaarheid van zouten
bijzondere zouten

Huiswerk: leer de ionen (tabel 1 blz.133)
Maak de vragen van 4.1 en kijk dit ook na


Slide 23 - Slide