lidwoord

Lidwoorden
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Lidwoorden

Slide 1 - Slide

Welk lidwoord hoort bij een Frans mannelijk zelfstandige naamwoord ?         
Welk lidwoord hoort bij een vrouwelijk Frans zelfstandig naamwoord?




LE
LA

Slide 2 - Drag question

Welke lidwoorden zijn vrouwelijk?
A
le / un
B
la / une
C
D
beide

Slide 3 - Quiz

Sleep de Franse lidwoorden naar de juiste Nederlandse vertaling.
een
de/ het
une
le
les
un
la
l'

Slide 4 - Drag question

Wat weet je over het lidwoord "le" ?
A
het is mannelijk
B
het is vrouwelijk
C
het is meervoud

Slide 5 - Quiz

Het lidwoord: Sleep de juiste beschrijvingen naar de juiste lidwoorden
LA
LES
LE
L'
Mannelijke  woorden (m)

Woorden met een stomme h/klinker. (ex ... hôtel)
Woorden in het meervoud 
(ex. ... filles)
vrouwelijke woorden (f)

Slide 6 - Drag question

Sleep de Franse lidwoorden naar de juiste Nederlandse vertaling.
een
de/ het
une
le
les
un
la
l'

Slide 7 - Drag question

welk lidwoord?
......hôtel (m)
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 8 - Quiz

welk lidwoord?
......oncle (m)
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 9 - Quiz

welk lidwoord?
......autobus (m)
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 10 - Quiz

l'avion (m)
(het vliegtuig)
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 11 - Quiz

le garçon (de jongen)
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 12 - Quiz

la fille (het meisje)
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 13 - Quiz

la maison (het huis)
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 14 - Quiz

les pommes (de appels)
A
meervoud
B
enkelvoud

Slide 15 - Quiz

les voitures (de auto's)
A
meervoud
B
enkelvoud

Slide 16 - Quiz

(de zus)

Lucy est ……………… soeur de Marcel.
A
un
B
une
C
la
D
le

Slide 17 - Quiz

(de oma)

……… grand-mère de Jonas a 83 ans.
A
un
B
une
C
la
D
le

Slide 18 - Quiz

(een hond)

J’ai ………….. chien (m).
A
un
B
une
C
la
D
le

Slide 19 - Quiz

(een kat)

J’ai ………….. chat (m).
A
un
B
une
C
la
D
le

Slide 20 - Quiz

(een zwembad)

Il y a ………………. piscine (v) au camping.
A
un
B
une
C
la
D
le

Slide 21 - Quiz

Ik snap de lidwoorden
A
Oui
B
Non
C
Un peu

Slide 22 - Quiz

Klaar voor het SO?
A
B
C
D

Slide 23 - Quiz