Les-7 P1 2HV Repetir SER + verbos regulares

¡Bienvenidos a tu clase de español!
7
Hoy es lunes, 
27 de octubre de 2021
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos a tu clase de español!
7
Hoy es lunes, 
27 de octubre de 2021

Slide 1 - Slide

Prepárate para esta clase:
Maak je klaar voor deze les...
timer
1:00
¡Importante!
- Tu portátil aún está cerrado
Je laptop is nog dicht.

- Tu móvil está apagado en y tu bolsa o mochila: 
Je mobiel is uit en in je tas.

-Tienes tu cuaderno, portátil y bolígrafo: 
Schrift, laptop en pen heb je bij je.

-¡Haz caso y guarda el silencio!: 
 Let op! Oren open en wees stil!

Slide 2 - Slide

Los objetivos de esta clase
1. Vandaag gaan jullie herhalen: SER , vocabulario  en getallen

2. Jullie gaan kennismaken met regelmatige werkwoorden op -AR -ER en -IR

3.

(De doelen van deze les)

Slide 3 - Slide

  1. oefening SER
  2. Uitleg Regelmatige werkwoorden (AR, IR, ER)
  3. Vocabulario + números
El programa 
de hoy

Slide 4 - Slide

SER (zijn)
persoonsvormen
vervoeging

Slide 5 - Slide




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
SER (zijn)
persoonsvormen

soy (ik ben)
eres (jij bent)
es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)
sois (jullie zijn)
son ( zij zijn, u bent) (mv)
vervoeging

Slide 6 - Slide

Vul de juiste vervoeging van SER in:

Juan y yo ........ hermanos
A
son
B
soy
C
somos
D
sois

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste vervoeging van SER in:

Carmen .... una chica muy simpática
A
eres
B
soy
C
son
D
es

Slide 8 - Quiz

Vul de juiste vervoeging van SER in:

El número de teléfono de Paco ..... : cero, seis, tres, dos, dos, tres, siete, ocho, nueve, cuatro.
A
es
B
son
C
somos
D
sois

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vervoeging van SER in:

María .... española, Jan y Sanne .... holandeses
y yo .... turco
A
eres, son, soy
B
soy, es, son
C
somos, sois, soy
D
es, son, soy

Slide 10 - Quiz

het werkwoord SER gebruik je bij...
(er zijn meerdere antwoorden goed)
A
zijn (wat/ wie): zij is aardig, hij is klein
B
beroep en nationaliteit
C
tijd
D
zijn ( waar): hij is in de supermarkt

Slide 11 - Quiz

Wat is volgens jou het kenmerk
van een regelmatigwerkwoord?

Slide 12 - Mind map

Regelmatige werkwoorden
Dit type werkwoorden kunnen veelal op dezelfde vervoegd worden en is de vervoegregel toepasbaar op andere regelmatige werkwoorden

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

¿Qué vas a hacer? (Wat ga je doen?): Je maakt opdrachten 18 t/m 23
¿Qué necesitas? (Wat heb je nodig?):  Je werkboekje
¿Cómo? (Hoe?): Alleen, zelfstandig werken 

¿Cuánto tiempo? (Hoeveel tijd?): 25 minutos. 
Objetivo (Doel): Je oefent met de regelmatige werkwoorden 

He terminado la tarea ¿y ahora? (Klaar, en nu?)
Verder leren >>>> voca 1.1 , 1.2, 1.3 en ww roze blad.
Trabajo autónomo
-
Zelfstandig werk
Paso a paso: Stappenplan 

Slide 15 - Slide

VB: ¿Qué estudia Roberto?  > Él
  1. Victoria y Elena son dos amigas  >
  2. Estos chicos son muy simpáticos >
  3.  ¿A qué hora comen los españoles? >
  4. ¿Cuales idiomas habláis? >
  5. Estas chicas viven en Uithoorn >
  6. Pablo canta una canción preciosa >
  7. ¿Cómo te llamas?
  8. Trabajo mucho en la clase >
  9. Bebemos zumo de naranja y café
Welke persoonsvorm hoort in deze zin?
(kijk naar de namen of werkwoord-uitgangen)

Slide 16 - Slide

VB: ¿Qué estudia Roberto?  > Él
  1. Victoria y Elena son dos amigas  > ellas
  2. Estos chicos son muy simpáticos > ellos
  3.  ¿A qué hora comen los españoles? > ellos
  4. ¿Cuales idiomas habláis? > vosotros/ vosotras
  5. Estas chicas viven en Uithoorn > ellas
  6. Pablo canta una canción preciosa > él
  7. ¿Cómo te llamas? > tú
  8. Trabajo mucho en la clase > yo
  9. Bebemos zumo de naranja y café > nosotros
Welke persoonsvorm hoort in deze zin?
(kijk naar de namen of werkwoord-uitgangen)

Slide 17 - Slide

schrijf de getallen tot 20
( in het Spaans uiteraard...)

Slide 18 - Mind map

¿Cuál es 
tu número de teléfono?
Mi número de teléfono es....
06 08 31 00 42
06 64 44 21 87
06 32 23 14 96
06 02 49 55 73
OPDRACHT: Vertel in het Spaans aan je buurman/vrouw jouw telefoon nummer

Slide 19 - Slide

Los números de cero hasta veinte...
   en un .....
¡Bingo!

Slide 20 - Slide

APRENDER (LEREN):  
VOCA 1.1 t/m 1.3 ( NL> ESP)
+ roze werkwoordenblad 1 t/m 15 ESP >NL
getallen 0-20

HACER (MAKEN):
ejercicio 18 t/m 22 gele boekje

Los deberes para la próxima clase
(het huiswerk voor de volgende les...)
¡Mucha suerte!; veel succes!

Slide 21 - Slide

y... ¿Qué has aprendido hoy?
¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 22 - Slide