Steden - Herhaling

Wonen/werken/verkeer in arme/rijke wereldsteden
Invloed welvaart op problemen in wereldsteden
Oplossingen voor deze problemen
Je herhaalt de lesstof van 2.1 t/m 2.3
herhaling
Aardrijkskunde
Je maakt de opdrachten van Herhaling
Hoe ging het?
Wat heb je geleerd?
Was het moeilijk - makkelijk?
Leren voor het SO 2.1 t/m 2.3
1 / 22
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wonen/werken/verkeer in arme/rijke wereldsteden
Invloed welvaart op problemen in wereldsteden
Oplossingen voor deze problemen
Je herhaalt de lesstof van 2.1 t/m 2.3
herhaling
Aardrijkskunde
Je maakt de opdrachten van Herhaling
Hoe ging het?
Wat heb je geleerd?
Was het moeilijk - makkelijk?
Leren voor het SO 2.1 t/m 2.3

Slide 1 - Slide

Vorige les
Wonen/werken/verkeer in arme/rijke wereldsteden
Invloed welvaart op problemen in wereldsteden
Oplossingen voor deze problemen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Je herhaalt de lesstof van 2.1 t/m 2.3

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat maakt een stad?
Vier kenmerken, namelijk:
1. aantal mensen
2. veel gebouwen, weinig ruimte
3. beroepsbevolking vooral in industrie/diensten
4. belangrijke voorzieningen

Slide 5 - Slide

Ligging
- in een vlak gebied, liefst met rivieren/kust
- gebied dat vruchtbaar is voor landbouw of grondstoffen heeft voor industrie

Slide 6 - Slide

Stedelijk netwerk
Als steden met elkaar verbonden worden, bijvoorbeeld doordat ze tegen elkaar aan groeien of omdat verbinding makkelijker is (bijvoorbeeld trein/snelweg/etc).

Slide 7 - Slide

Primate city
Als er niet een stedelijk netwerk is, maar één grote stad die heel bepalend is, wordt dat ook wel een primate city genoemd.

Slide 8 - Slide

Groei van steden
Verstedelingsgraad = percentage mensen dat in de stad woont
1924: 13%
2024: >50%

Meestal: hoe rijker, hoe hoger

Slide 9 - Slide

Urbanisatie
betekent: de groei van steden
Twee oorzaken:
- migratie van platteland naar stad
- jonge mensen wonen meer in de stad, worden dus meer kinderen geboren


Slide 10 - Slide

Opbouw stad in rijk land
Binnenkant: CBD
Central Business District
Daarbuiten:
middenklassenwijken en suburbs (buitenwijken, zie foto)
Ontstaan door suburbanisatie

Slide 11 - Slide

Opbouw stad in arm land
Volkswijken en villawijken tegen het CBD aan.
Daartussen: krottenwijken.
Iedereen wilt dichtbij het centrum wonen.

Slide 12 - Slide

Stadsplanning
Het grote verschil in de opbouw is dat een stad in een rijk land vaak is gepland.
Er worden huizen gemaakt voor de mensen (geen zelfbouw) en er is infrastructuur

Slide 13 - Slide

Groot en vies
Wereldsteden worden steeds groter.
Ze groeien tegen kleinere steden aan.
De natuur is ver weg en de lucht is niet schoon.
In arme landen is dat extremer

Slide 14 - Slide

Segregatie
In megasteden (arm of rijk) is er vaak sprake van segregatie.

Segregatie betekent: bevolkingsgroepen leven apart van elkaar
Denk aan: ghetto v.s. villawijk

Slide 15 - Slide

Rijke steden
In rijke megasteden werken de meeste mensen in de formele sector:
Ze betalen belasting over wat ze verdienen 
en dragen zo bij aan de economie

Slide 16 - Slide

Arme steden
In arme megasteden werken de meeste mensen in de informele sector:
oftewel: ze werken "zwart".
De arbeidsomstandigheden zijn daardoor slecht.

Slide 17 - Slide

Verkeer
Arme steden: 
Eerst: iedereen lopend, fietsend of met het OV naar werk
Nu: stijging welvaart daarom meer auto's en brommers
Rijke steden: airco :)

Slide 18 - Slide

Vragen? :-)

Slide 19 - Slide

2A  Aan de slag:
LB: blz. 44-45

BK:    Maak nu opdracht: Herhaling 2.1 t/m 2.3 
KGT:  Maak nu opdracht: Herhaling 2.1 t/m 2.3 +
                                                    Verdieping 2.1 en 2.2

Huiswerk: Leren voor het SO!

Slide 20 - Slide

2B  Aan de slag:
LB: blz. 44-45

Maak nu opdracht: Herhaling 2.1 t/m 2.3 
Klaar? Je mag kiezen: óf maak de 
verdiepingsopdrachten óf ga leren 2.1 t/m 2.3

Huiswerk: Leren voor het SO!

Slide 21 - Slide

Lesafsluiting
Hoe ging het?

Wat heb je geleerd?

Was het moeilijk - makkelijk?

Is er huiswerk?

Slide 22 - Slide