Thuiswerk in de reizenweek

Instructions
Bonjour à tous! 
Moi, je suis en voyage. Pourtant, ça serait dommage si vous ne vous entraînez pas!
(Gooi maar in Google Translate en kijk of hij het goed kan vertalen - ik zei:) 


Ik ben op reis. Toch zou het jammer zijn als jullie niet oefenen! 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Instructions
Bonjour à tous! 
Moi, je suis en voyage. Pourtant, ça serait dommage si vous ne vous entraînez pas!
(Gooi maar in Google Translate en kijk of hij het goed kan vertalen - ik zei:) 


Ik ben op reis. Toch zou het jammer zijn als jullie niet oefenen! 

Slide 1 - Slide

1a. Weet je het nog? De werkwoorden op -er! 
Zet de uitgangen bij de goede persoon. 
Nous regard
Je parl
Elle aim
Tu particip
Ils mang

Slide 2 - Drag question

Instructions
In deze LessonUp die jullie zelf kunnen doorwerken vinden jullie 12 oefeningetjes (vooral) over: 
- prendre 
- delend lidwoord
- kloktijden
- wegwijzen 
- vocabulaire 
Herhaal ook de woordjes terwijl ik weg ben! Zorg dat je klaar bent voor het SO.

Slide 3 - Slide

1b. Wat betekent "Tu participes" ook alweer?

Slide 4 - Open question

1c. Wat betekent "Ils mangent" ook alweer?

Slide 5 - Open question

2. Maak de vormpjes van prendre goed af.
Vous pren
Je prend
Il prend
Nous pren
Elles prenn
Tu prend

Slide 6 - Drag question

3. Quelle heure est-il?
(<-- kijk)

Slide 7 - Open question

4a. Instruction:
Bij de volgende sleepopdracht is het de bedoeling dat er bij elk plaatje een grammaticaal correcte zin komt te staan. Daarvoor heb je steeds een groen en een rood blokje nodig. 
De groene blokjes kunnen bij meerdere plaatjes staan, de rode blokjes passen maar bij één plaatje. 

Bonne chance! 

Slide 8 - Slide

Vous allez
Vous allez
Tu vas
Je vais
Nous allons
tout droit
à droite
à gauche
en vélo
en avion

Slide 9 - Drag question

4b. Schrijf de Nederlandse vertaling van de zinnetjes op die je net hebt samengesteld.

Slide 10 - Open question

5. Hoe schrijf je in het Frans: in enkele minuten?

Slide 11 - Open question

6. Daar zijn ze weer, letters met oogjes. Welke delend lidwoorden horen waar? 
huile
beurre
eau
glaces
café
confiture

glace
verres

Slide 12 - Drag question

7. Leg in je eigen woorden uit wanneer de Fransen de delend lidwoorden (du, de la, de l' en des) gebruiken.

Slide 13 - Open question

8. Hoe schrijf je in het Frans:
"brood met boter en jam"

Slide 14 - Open question

9. Quelle heure est-il?
(<-- kijk)

Slide 15 - Open question

10. Wat past op het gat in de zin:
Il y a ................... dans la tasse.
A
le café
B
du café
C
les cafés
D
des cafés

Slide 16 - Quiz

11. Wat past op het gat in de zin:
C'est quoi ça???
Oh, ce sont ................... de la voisine.
A
le chat
B
du chat
C
les chats
D
des chats

Slide 17 - Quiz

12. Wat past op de gaten in de zin:
On achète ................ pour .....................
(We kopen ijsjes voor de kinderen.)
A
des glaces ....des enfants
B
des glaces ...... les enfants
C
les glaces ............ des enfants
D
les glaces .............. les enfants

Slide 18 - Quiz

C'est fini! 
Super, tu as tout fait.

Had je alles goed? Félicitations, tu as fini. (Je bent klaar.) 
Als je veel fouten had, wil ik graag dat je die onderdelen die minder goed gingen nog eens goed doorneemt in het boek: TB p. 86 / 101 
Maak daarna die vragen nog een keer en zorg dat je ook snapt waarom het goede antwoord goed is. 

Slide 19 - Slide