GMK P2.2 Les 3 - Bloeddruk

1) Cholesterol wordt in de lever gemaakt
2) Beste is een laag HDL en hoog LDL
A
Beide waar
B
1 is waar; 2 niet waar
C
1 is niet waar; 2 is waar
D
Beide niet waar
1 / 33
next
Slide 1: Quiz
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1) Cholesterol wordt in de lever gemaakt
2) Beste is een laag HDL en hoog LDL
A
Beide waar
B
1 is waar; 2 niet waar
C
1 is niet waar; 2 is waar
D
Beide niet waar

Slide 1 - Quiz

Een hoog cholesterol kan leiden tot:
A
Atriumfibrilleren
B
Diabetes
C
Hartinfarct
D
Leverfalen

Slide 2 - Quiz

Wat is geen manier hoe medicijnen het cholesterol kunnen verlagen?
A
Minder opname van cholesterol in de darmen
B
Minder aanmaak van cholesterol
C
Verminderen opname van cholesterol uit het bloed door de lever
D
Bevorderen uitscheiding galzuur

Slide 3 - Quiz

Wat is een kenmerk van statines?
A
Kan met grapefruitsap samen
B
Is de hele dag effectief
C
Bijwerking spierpijn
D
Geeft weinig interacties

Slide 4 - Quiz

Wat is een kenmerk van het ezetimibe?
A
verbetert de cholesterolopname in het lichaam
B
Moet 's avonds ingenomen worden
C
Dosering op basis van effect
D
Weinig interacties

Slide 5 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van Repatha?
A
Is een PCSK9-remmer
B
Toedienen via injectie
C
1x per dag gebruiken
D
Zorgt dat de lever meer cholesterol uit het bloed opneemt

Slide 6 - Quiz

Wat is een kenmerk van galzuurbindende harsen
A
Voorkeursmiddel bij hoog cholesterol
B
Voorbeeld is ezetimib
C
Bijwerking obstipatie en misselijkheid
D
Verlaagt het cholesterol, doordat de harsen aan het LDL binden

Slide 7 - Quiz

Wat hoort niet bij fibraten?
A
Werking is onduidelijk
B
Bijwerkingen maagdarmklachten
C
Verhoogt het LDL en Verlaagt het HDL en triglyceriden
D
Geen voorkeursbehandeling

Slide 8 - Quiz

PSCK9-remmers
Galzuur
bindende harsen
Statines
Ezetimibe
Vaste dosering
Werking onbekend
Simvastatine,
Atorvastatine,  Rosuvastatine
Cholesterol opname remmer
Evolocumab (Repatha), Alirocumab (Praluent)


Colestyramine (Questran)
Altijd per injectie 

Cholesterolsynthese remmers
 

Fibraten
 

Ook gebruikt bij obstuctie galweg

Gemfibrozil
 

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat merk je van een lage bloeddruk?

Slide 14 - Open question

Wat merk je van een hoge bloeddruk?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Wat is geen mogelijk gevolg van een hoge bloeddruk?
A
Beroerte
B
Diabetes
C
Hartaanval
D
Nierfalen

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Welke factor speelt geen rol bij de bloeddruk?
A
Nieren
B
diameter bloedvaten en hartslag
C
Gehalte cholesterol
D
inname en uitscheiding vocht en zouten

Slide 20 - Quiz

Wat leidt niet tot verhoging van de bloeddruk?
A
ADH (anti-diuretisch hormoon)
B
ANP (atriaal natriuretisch peptide)
C
RAAS
D
Sympathicus

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Welke stofje geven de nieren af bij een lage bloeddruk?
A
Adrenaline
B
Aldosteron
C
Angiotensine
D
Renine

Slide 24 - Quiz

Welk stofje uit het RAAS zorgt uiteindelijk voor de bloeddruk verhogende effecten?
A
Renine
B
ACE
C
Angiotensine 2
D
Aldosteron

Slide 25 - Quiz

Wat is er voor nodig om
Angiotensine 2 te vormen?
A
Aldosteron
B
ACE-enzym
C
ADH
D
Renine

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Op welke manier kan de bloeddruk verlagen?
A
Vaatvernauwing
B
Meer drinken
C
Lagere hartslag
D
Minder zouten uitplassen

Slide 28 - Quiz

Welke bijwerking is het minst logisch om te krijgen bij bloeddrukverlagers?
A
Duizeligheid
B
Flauwvallen
C
Moeheid
D
Hoofdpijn

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide