1. Je kunt uitleggen wat de een organisme, organenstelsel, orgaan, weefsel en cel is.
2. Je kunt de organisatieniveaus van het bovenstaande leerdoel op volgorde zetten van groot naar klein en andersom.
3. Je kunt een voorbeeld noemen van alle organisatieniveaus.
4. Je kunt 5 organenstelsels van de mens opnoemen.