Nederlands 1TL - Woordenschat H1

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1B

Vandaag...
- Woordenschat H1

Leerdoel:
- Ik kan de betekenis van een onbekend woord vinden met behulp van een synoniem
Huiswerk maandag 7 september:
- Maken: Woordenschat H1, opdracht 1 t/m 6
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1B

Vandaag...
- Woordenschat H1

Leerdoel:
- Ik kan de betekenis van een onbekend woord vinden met behulp van een synoniem
Huiswerk maandag 7 september:
- Maken: Woordenschat H1, opdracht 1 t/m 6

Slide 1 - Slide

Deze leerling krijgt individueel les

Slide 2 - Slide


Wat betekent 'individueel'?
A
altijd
B
apart
C
meestal
D
persoonlijk

Slide 3 - Quiz

Mevrouw Guis kwam tot de conclusie dat ze meer huiswerk moest opgeven.

Slide 4 - Slide

Wat betekent 'de conclusie'?
A
het besluit
B
de boodschap
C
de verbazing
D
de grap

Slide 5 - Quiz

De leerlingen zouden wel wat frequenter 
vakantie willen.

Slide 6 - Slide

Wat betekent 'frequenter'?
A
minder vaak
B
vaker
C
regelmatiger
D
warmere

Slide 7 - Quiz

Startopdracht:
welke woorden hebben
te maken met het woord
'vriend'?

Slide 8 - Mind map

Doelen Woordenschat hs 1

- ik kan de betekenis van een onbekend woord vinden met behulp van een synoniem


- Ik ken de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit de paragraaf

Slide 9 - Slide

Synoniem

Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.


patat - friet

Slide 10 - Slide

woordraadstrategie synoniem
Ken je een woord niet? Zoek naar een synoniem in een tekst.
Bijvoorbeeld: exact = precies

Hoe vind je een synoniem?
- lees in dezelfde zin, lees de zin ervoor, lees de zin erna
- of lees in de andere (volgende) alinea

Slide 11 - Slide

SYNONIEM - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

boete - bekeuring

liegen - jokken

schrijver - auteur

Slide 12 - Slide

De context gebruiken
  • De 'context' zijn de woorden of zinnen rondom het nieuwe
    woord.


  • De context helpt je te raden wat het woord betekent.


  • Soms staat er verderop in de tekst een synoniem (een ander woord dat bijna hetzelfde betekent)

Slide 13 - Slide

Voorbeeld gebruiken context



'We gingen naar de opticien om een nieuwe bril uit
te zoeken. In de brillenwinkel was er veel keuze.'




Slide 14 - Slide

Uitleg voorbeeld
'We gingen naar de opticien om een nieuwe bril uit
te zoeken. In de brillenwinkel was er veel keuze.'

Door de rest van de eerste zin begrijp je dat je
bij een opticien brillen kunt kopen. 

In de tweede zin staat een synoniem
voor opticien: brillenwinkel

Slide 15 - Slide

Synoniem voor:
meteen
A
later
B
morgen
C
direct
D
volgend jaar

Slide 16 - Quiz

Synoniem voor:
verwijderen
A
laten zitten
B
doorlopen
C
weghalen
D
breder maken

Slide 17 - Quiz

Synoniem voor:
Mengen
A
weggooien
B
knoeien
C
regelen
D
mixen

Slide 18 - Quiz

Synoniem voor:
detail
A
groot onderdeel
B
gedeelte
C
klein onderdeel
D
precies werk

Slide 19 - Quiz

Wat is een synoniem van berouw?
A
spijt
B
beraad
C
durf
D
brouwen

Slide 20 - Quiz

Checkvragen
1. Welke woorden voor 'huis' ken je?

2. Wat is een 'synoniem'?

3. Welke woorden zijn synoniem in de volgende zin:
In de Efteling staat een enorme Holle Bolle Gijs. In de mond van de kolossale pop kun je je afval kwijt.

Slide 21 - Slide

Antwoorden checkvragen
1. Woning, onderkomen, huisvesting, stek, thuis, onderdak, woonruimte, etc. 
2. Een synoniem is een ander woord met (ongeveer) dezelfde betekenis.
3. enorme en kolossale.

Slide 22 - Slide

Had je alles goed? Dan mag je zelfstandig starten met opdracht 1 en 2. Lees de opdrachten goed door en schrijf de antwoorden in je schrift

Had je niet alles goed? Dat geeft niets! Je krijgt nu extra uitleg.

Slide 23 - Slide

Huiswerk / Weektaak

Dinsdag 7 september:
Maken: Woordenschat H1, opdracht 1 t/m 6

Slide 24 - Slide