Tekstdoelen en tekstsoorten

Lezen 2.3
informatieve teksten
tekstdoelen en tekstsoortem
objectieve informatie
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1-4

This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lezen 2.3
informatieve teksten
tekstdoelen en tekstsoortem
objectieve informatie

Slide 1 - Slide

Tekstsoort: informatieve tekst

Slide 2 - Slide

Soorten informatieve teksten
nieuwsbericht
de krant, actueel
uiteenzetting
uitleg over een onderwerp
interviewverslag
verslag van een vraaggesprek
handleiding
Hoe moet je iets doen/ gebruiken?

Slide 3 - Slide

Teksttype 

Slide 4 - Slide

teksttype-tekstdoel-tekstsoort
Aan het eind van deze les kan je: 

- Verschillende teksttypes herkennen en benoemen
- Verschillende tekstdoelen herkennen en benoemen
- Verschillende tekstsoorten herkennen en benoemen

Slide 5 - Slide

Waarom?
Je leert beter begrijpen wat je leest en hoe je zelf teksten kunt schrijven.

- Je leert hoe je het juiste teksttype kiest om je doel te bereiken.

Slide 6 - Slide

Teksttype?
  • Gedicht, krantenartikel, mop etc.

Tekstdoel?
  • Wat wil de schrijver bereiken? amuseren...

Tekstsoorten?
  • Met wat voor soort tekst wil hij/zij dit bereiken? Informatieve tekst....

Slide 7 - Slide

tekstdoel

Slide 8 - Slide

Informeren
- De schrijver wil dat je iets te weten komt.
Er zijn verschillende informatieve tekstsoorten om de lezer te informeren:

Slide 9 - Slide

Instrueren/instructies geven
  • De schrijver zegt hoe je iets moet doen
  • Hij gebruik hiervoor instructieve tekstsoorten



Slide 10 - Slide

Activeren (overhalen)
  • De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen
  • Hij gebruikt hiervoor activerende teksten

Slide 11 - Slide

Overtuigen
  • De schrijver wil de lezer overtuigen van zijn mening.
  • Hij gebruikt hiervoor 
overtuigende teksten.

Slide 12 - Slide

Amuseren
- De schrijver wil de lezer vermaken met zijn tekst.
Hij doet dit met amuserende teksten

Slide 13 - Slide

Ontroeren 
  • De schrijver wil de lezer ontroeren (vreugde, verdriet etc).
  • Hij gebruikt hiervoor 
emotieve teksten.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

objectieve informatie
  • feiten
  • neutraal
  • geen mening
  • is waar
  • echt gebeurd

Slide 17 - Slide

Doen:


Maken de opdrachten 1 t/m 8 van 2.3 Lezen, vanaf blz 106

Slide 18 - Slide

Lezen 2.3 deel 2

Hoe zat het ook alweer

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide