- Zwakke werkwoorden met sisklank, bv. reisen, duschen
- Bij werkwoorden met een stam op -s, -ss, -ß, -x, -z is in de tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd de uitgang niet -st maar -t:
du reist, du fasst, du grüßt, du faxt, du setzt
- Bij werkwoorden met een stam op -sch is de uitgang wel -st:
du duschst, du naschst
- Zwakke werkwoorden op -eln, bv. handeln, klingeln
- Bij zwakke werkwoorden op -eln hebben de infinitief en de daarmee overeenkomende vormen een uitgang zonder -e-:
wir/sie/Sie handeln, sammeln, frösteln, klingeln.
- In de eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd en in de gebiedende wijs enkelvoud valt de -e- in de stam weg:
ich handle, sammle, fröstle, klingle noch einmal!
- Werkwoorden op -eln hebben dus altijd maar één -e-: of voor of na de -l-.