This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
SOME / ANY /
SOMETHING / SOMEBODY / SOMEONE / SOMEWHERE
ANYTHING / ANYBODY / ANYONE / ANYWHERE
Slide 1 - Slide
Even terug denken.. Some & Any betekenen allebei:
A
Moeten / mogen / hoeven
B
Enige / enkele / een paar
C
Veel/ weinig/ een beetje
D
Meer / minder
Slide 2 - Quiz
In bevestigende zinnen gebruik je....
In ontkennende zinnen gebruik je....
SOME
ANY
Slide 3 - Drag question
Wanneer je bij een vraagzin verwacht dat je 'JA' als antwoord krijgt dan gebruik je....
Wanneer je 'geen idee' hebt wel antwoord je krijgt dan gebruik je.....
SOME
ANY
Slide 4 - Drag question
SOMETHING / SOMEBODY / SOMEONE / SOMEWHERE
ANYTHING / ANYBODY / ANYONE / ANYWHERE
Kijk het filmpje in de volgende slide en let goed op de woorden in het rood.
Beantwoord daarna de vragen in deze quiz .
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Anybody / Somebody /
Not .. Anybody
Slide 7 - Slide
De eerste zin van het filmpje is: 'Hello, is anybody home?!' Wat betekent 'anybody' in deze zin?
A
Niemand
B
Niets
C
Iemand
D
Iets
Slide 8 - Quiz
Sam zegt: 'I think somebody came home' Wat betekent 'somebody' in deze zin?
A
Niemand
B
Niets
C
Iemand
D
Iets
Slide 9 - Quiz
Sam zegt: 'There is nobody home.' Wat betekent 'nobody' in deze zin?
A
Niemand
B
Niets
C
Iemand
D
Nergens
Slide 10 - Quiz
Wat betekent 'nobody'? 'There is nobody home'
A
Not.. anything
B
Not.. Anybody
C
Not.. Anyone
D
Not.. Anywhere
Slide 11 - Quiz
Someone / Anyone /
Not.. anyone
Slide 12 - Slide
Clara zegt: 'Hey, I can see someone in the backyard'. Wat betekent 'someone' in deze zin?
A
Iets
B
Iemand
C
Niets
D
Niemand
Slide 13 - Quiz
Clara zegt: 'I think anyone who comes here falls in love with this town.' Wat betekent 'anyone' in deze zin?
A
Iets
B
Iemand
C
Niets
D
Niemand
Slide 14 - Quiz
Sam zegt over de appeltaart: 'No one can bake a pie like Grandma.' Wat betekent 'no one' in deze zin?
A
Iets
B
Niets
C
Niemand
D
Nergens
Slide 15 - Quiz
'No one can bake a pie like Grandma.' Wat betekent 'no one' in deze zin?
A
Not... anything
B
Not... anybody
C
Not... anyone
D
Not... anywhere
Slide 16 - Quiz
Somewhere / Anywhere /
Not.. Anywhere
Slide 17 - Slide
Sam zegt: 'Yes, there is always somewhere to go'. Wat betekent 'somewhere' in deze zin?
A
Iets
B
Niemand
C
Nergens
D
Ergens
Slide 18 - Quiz
Clara vraagt: 'Are there any shops anywhere around here?' Wat betekend 'anywhere'?
A
Niets
B
Niemand
C
Nergens
D
Ergens
Slide 19 - Quiz
Clara zegt: 'I'm afraid there is nowhere to sit' Wat betekent 'nowhere'?
A
Not.. Anything
B
Not.. Anywhere
C
Not.. Anybody
D
Not.. Anyone
Slide 20 - Quiz
Wat betekend Not.. Anywhere in de zin: I'm afraid there is not anywhere to sit'
A
Niets
B
Niemand
C
Nergens
D
Ergens
Slide 21 - Quiz
Something / Anything /
Not.. Anything
Slide 22 - Slide
Sam zegt: 'You can prepare something special tomorrow'. Wat betekent 'something' in deze zin?
A
Niets
B
Niemand
C
Iets
D
Iemand
Slide 23 - Quiz
Sam zegt: 'I've haven't eaten anything all day.' Wat betekent 'not.. anything' in deze zin?
A
Niets
B
Niemand
C
Nergens
D
Iets
Slide 24 - Quiz
De ober vraagt in het restaurant: 'Would you like anything to drink with your meal'? Wat betekent 'anything' in deze zin?
A
Iets
B
Niets
C
Iemand
D
Niemand
Slide 25 - Quiz
Clare zegt in het restaurant: 'I want nothing heavy'. Wat betekent 'nothing' in deze in?
A
Niets
B
Niemand
C
Iets
D
Nergens
Slide 26 - Quiz
Wat betekent 'nothing' in de zin 'I want nothing heavy'?
A
Not.. anything
B
Not.. anyone
C
Not.. anybody
D
Not.. anywhere
Slide 27 - Quiz
Samenvatten
Slide 28 - Slide
Match de afkorting bij de juiste omschrijving
Not.. Anybody
Not.. Anywhere
Not.. Anyone
Not.. Anything
Nothing
Nobody
No one
Nowhere
Slide 29 - Drag question
Match de juiste woorden bij elkaar
NIEMAND
NIETS
NERGENS
Not.. Anywhere
Not.. Anybody
Not.. Anyone
Not.. Anything
Slide 30 - Drag question
Match de juiste woorden bij elkaar
Iets
Iemand
Ergens
Something
Anything
Somebody
Anybody
Someone
Anyone
Somewhere
Anywhere
Slide 31 - Drag question
Vul de regel aan: In bevestigende zinnen gebruik je (een woord met) ..................
Slide 32 - Open question
Vul de regel aan: In ontkennende zinnen (zinnen met not of ontkennende woorden zoals: without, never, hardly) gebruik je (een woord met)...................
Slide 33 - Open question
In vraagzinnen vraag je (een vorm) van 'some' wanneer je verwacht dat het antwoord ......
Slide 34 - Open question
In vraagzinnen vraag je een vorm met 'any' wanneer je .........
Slide 35 - Open question
De ober vraagt: 'Would you like anything to drink with your meal'? Waarom vraagt de ober deze vraag met 'anything' in plaats van 'something'?