antecedent is mannelijk: hij, hem, zijn, deze en die
antecedent is vrouwelijk: zij, ze, haar, deze en die.
personen/ dieren: wolvin (v), marktkoopman (m)
uitgangen vrouwelijk:
- heid - ing - te - teit
- nis - de - ij - uur
- st - ie - iek
- schap - ij - theek
niet vast te stellen? Dan is het mannelijk.