2 HV les 30/03: enkelvoudige en samengestelde zin

Grammatica, zinsdelen H5
  • Het weerbericht voorspelde noodweer, maar dat viel gelukkig mee
  • Omdat Nederland een waterland is, kampen we steeds vaker met overstromingen
  • Weet je dat je vannacht de planeet Jupiter goed kunt zien?
  • Ik zal de vaat met de hand moeten doen, want de afwasmachine is kapot

Wat valt je op?
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica, zinsdelen H5
  • Het weerbericht voorspelde noodweer, maar dat viel gelukkig mee
  • Omdat Nederland een waterland is, kampen we steeds vaker met overstromingen
  • Weet je dat je vannacht de planeet Jupiter goed kunt zien?
  • Ik zal de vaat met de hand moeten doen, want de afwasmachine is kapot

Wat valt je op?

Slide 1 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm
Voorbeeld: In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje.

Samengestelde zin: een zin met meerdere persoonsvormen
Voorbeeld: In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante.



Slide 2 - Slide

          VRAGEN

Kijk naar de volgende zinnen. Is het een enkelvoudige of samengestelde zin? 

Slide 3 - Slide

Enkelvoudig of samengesteld?
  1. Wilma ging naar huis, omdat ze moe was
  2. De winkel op de hoek van de Brinkstraat is gisteren geopend
  3. Wil je die tas met boeken op tafel neerzetten?
  4. Het meisje verwachtte dat ze tijdens de les een gele kaart kreeg
  5. Mijn vriend is erg boos geworden toen ik weer te laat kwam

Slide 4 - Slide

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofdzinnen en bijzinnen: 
  • Als er tussen persoonsvorm en onderwerp een woord (bijvoorbeeld 'niet') kán staan, dan is dat een bijzin. 
  • In een bijzin staat de persoonsvorm vaak achteraan.
  • Kan dit niet, dan is het een hoofdzin. 

Slide 5 - Slide

Hoofd- en bijzinnen
Voorbeeld: 
  • In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante. 
  • In de vakantie gaan (niet) wij altijd naar Spanje, want daar woont (niet) mijn tante.


Het kan bij beide zinnen niet. Er zijn in deze zin dus twee hoofdzinnen. OW en PV staan naast elkaar

Slide 6 - Slide

Hoofd- en bijzinnen
In de vorige zin stonden dus twee hoofdzinnen. Er zit dus niet altijd een bijzin in een samengestelde zin. 
In de volgende zin staat een hoofdzin en een bijzin: 


Omdat mijn tante in Spanje woont, gaan wij daar ieder jaar naartoe. 

Slide 7 - Slide

Hoofd- en bijzinnen
  • Omdat mijn tante in Spanje woont, gaan wij daar ieder jaar naartoe. 
  • Omdat mijn tante in Spanje woont, gaan (niet) wij daar ieder jaar naartoe. 
In het eerste deel staat een zinsdeel tussen persoonsvorm en onderwerp. Dat is dus een bijzin. 
In het tweede deel kan er niks tussen persoonsvorm en onderwerp, dus is het een hoofdzin. 

Slide 8 - Slide

Huiswerk maken
Grammatica, zinsdelen hoofdstuk 5
Opdracht 1 + bespreken

Slide 9 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
HWW: 2 ww in de zin --> PV is altijd hww
ZWW: duidelijk ww met vaste betekenis, staat vaak achterin de zin
KWW: BoB HaD ZoVeeL WaS

aanw.vnw: dit, dat, deze, die, zulke
vr.vnw: waarom, wanneer, waar, hoe
pers.vnw: hij, zij, wij, jou, zij, hun
bez.bnw: mijn, jouw, zijn, haar

Bijwoord --> 

Slide 10 - Slide

Bijwoord
Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over een ander woord in de zin, of over de hele zin:  ‘Zij is heel aardig’ een bijwoord

bijwoorden van graad: heel, zeer, nogal, enigszins, hartstikke
bijwoorden van plaats/richting: waarheen, hier, elders, ginds, opzij
bijwoorden van tijd: wanneer, morgen, vandaag, gisteren, binnenkort, onlangs
aanwijzende bijwoorden: daar, hier, nu
onbepaalde bijwoorden: ergens, nergens, nooit, altijd
vragende bijwoorden: waar, wanneer, hoe

Slide 11 - Slide