3. ‘Moet je dát eens zien!’
Elke uitroep van verbazing of afkeer is uit den boze. Blijf dan professioneel en onbewogen.
4. ‘Het had erger kunnen zijn’
Het kan altijd erger, dat is duidelijk. Maar als je iedereen vergelijkt met het ergste geval, zou dat betekenen dat niemand meer mag klagen of verdrietig mag zijn. Het is niet je taak om een ranglijst van leed te maken, je bent er als steun.
5. “O, er is niet veel aan de hand, hoor! Het komt goed!”
Misschien denk je hiermee iemand gerust te stellen, maar wat als je het mis hebt? Je bent geen arts, en ook geen waarzegger. Dat weet je niet. Het kan ernstig zijn. Een goedbedoelde, maar ondoordachte, geruststelling kan vervelende gevolgen hebben. Dus: geen dingen zeggen die je niet zeker weet.