1. Staat er maar 1 werkwoord in de zin, dan noem je dat werkwoord een zww.
2. Als er meerdere werkwoorden in de zin staat, dan staat het zww achter in de zin. Alle overige werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.
3. Er staat maar 1 zww in de zin.
4. Een voltooid deelwoord is altijd een zww.