Meewerkend voorwerp 1hv

10 min lezen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

10 min lezen

Slide 1 - Slide

Planning van vandaag

- Herhaling zinsdelen tot nu toe
- Uitleg meewerkend voorwerp
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Herhaling zinsdelen
Wat weet je nog?

Slide 3 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de zin:
De piranha rook bloed.
A
De
B
piranha
C
rook
D
bloed

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin:
We hebben woensdag een toets.
A
We
B
hebben
C
woensdag
D
een toets

Slide 5 - Quiz

Wat is het wg in de volgende zin:
Volgende week ga ik mijn huis laten schoonmaken.
A
Mijn huis
B
ga
C
ga schoonmaken
D
ga laten schoonmaken

Slide 6 - Quiz

Welke vraag stel ik om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 7 - Open question

Meewerkend voorwerp

Slide 8 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp?
Het meewerkend voorwerp (mv) geeft aan voor wie iets bestemd is. Het is vaak een mens of dier.

Het meewerkend voorwerp kan beginnen met aan, maar dat hoeft niet. Staat die er niet? Dan kan je aan erbij denken. 

Slide 9 - Slide

Hoe vind ik het meewerkend voorwerp?
Stap 1: zoek de persoonsvorm
Stap 2: schrijf ow, wg en lv op (als er een lv is)
Stap 3: stel de vraag Aan/voor wie + wg + ow + lv?

Bijvoorbeeld: Heeft Max zijn vriend een geheim verteld?
1. pv = heeft
2. ow = Max, wg = heeft verteld, lv = een geheim
3. mv = ??

Slide 10 - Slide

Wat is het mv in de volgende zin:
Paul geeft zijn snoep aan Mark.
A
Paul
B
geeft
C
zijn snoep
D
aan Mark

Slide 11 - Quiz

Wat is het mv in de volgende zin:
Ik vertel jou geen antwoorden voor de toets!
A
Ik
B
jou
C
antwoorden
D
toets

Slide 12 - Quiz

Aan de slag
Online methode opstarten:
Magister -> leermiddelen -> Nieuw Nederlands 7de editie
Niet op je boekenplank?
Voeg toe -> boek 1 havo/vwo, 7de editie

Huiswerk:
Cursus 5 grammatica §Meewerkend voorwerp  opdracht 1, 2 en 3



Slide 13 - Slide