Unit 4 4

Engels - Unit 4
3K
1 / 45
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Engels - Unit 4
3K

Slide 1 - Slide

Lessonplan
1. Praktische zaken 
2. Reading Strategies
3. Aims + recap 1
4. Practise
5. Aims + recap 2
6. Practise



Slide 2 - Slide

Praktische zaken
Toetsen
- Schrijftoets
- Unit 4 (verkort)   -> 31/5 of 1/6
- Unit 5 (verkort)   -> toetsweek

Slide 3 - Slide

Unit 4 verkort
Words
Unit 4.1 + 4.2
Step Up 31, 35, 36 & 39

Grammatica
Unit 4.1 (Will + hele ww)
Unit 4.2 (Vergelijkingen)
Unit 4.5 (Onr. ww.)

Slide 4 - Slide

Lessonaims Check

Slide 5 - Slide

Ik ken de woorden van Unit 4.1 + 4.2 (E/N, N/E)
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 6 - Quiz

Ik ken de woorden van Step Up (Reader), H 31, 35, 36, 39
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 7 - Quiz

Ik kan vragen beantwoorden na het lezen van een tekst.
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 8 - Quiz

Reading strategies

Slide 9 - Slide

Stappenplan
Stap 1. bekijk de tekst - titel, plaatjes, introductie)
Stap 2. lees de vraag en de antwoorden - waar moet je op letten
Stap 3. lees de tekst
Stap 4. beantwoord de vraag

Slide 10 - Slide

Stap 1 - bekijk de tekst
- Lengte van de tekst. Dit is belangrijk om je leesstrategie te bepalen
- Kijk naar de titel; vaak wordt er een vraag gesteld over de titel, geeft informatie over de tekst
- Kijk naar afbeeldingen, kopjes (tussenkopjes), vetgedrukte woorden

Slide 11 - Slide

Stap 2 - lees de vraag
- multiple choice; let op! als er gevraagd wordt dat je 1 goed antwoord moet aangeven, dan moet je niet 2 aankruisen. 
- open vraag; beantwoord een openvraag kort en bondig. 
- invulvraag; let op de signaalwoorden; bijv. because= omdat= geeft reden 
- true or false vraag; geef aan wat waar of juist of niet waar of onjuist is. 

Slide 12 - Slide

Stap 3- Lees de tekst
Bij een korte tekst moet je de hele tekst lezen.
Bij een lange tekst wordt vaak bij de vraag aangegeven in welke alinea je het antwoord kan vinden.

Slide 13 - Slide

Stap 4 - beantwoord de vraag
Beantwoord de vraag en check of je het goede antwoord hebt gegeven. 

Slide 14 - Slide

Ik kan will + hele werkwoord gebruiken in de zin
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 15 - Quiz

I think I _________ (go) with you to the supermarket!

Slide 16 - Open question

___ we _____ (learn) for the test together?

Slide 17 - Open question

Recap: Will + hele werkwoord

Slide 18 - Slide

Which question is correct?
A
Will you be ready soon?
B
Shall you be ready soon?

Slide 19 - Quiz

What time (shall / will) we meet?
A
will
B
shall

Slide 20 - Quiz

Will + hele werkwoord
- gaat in de toekomst gebeuren
- spontaan besloten, niet vastgelegd

Bevestigend
:) I will go with you!
:) It will start soon.
:) We will do it! - We'll do it.

Slide 21 - Slide

Will + hele werkwoord
- gaat in de toekomst gebeuren
- spontaan besloten, niet vastgelegd

Vragend - Let op! I & we = shall
? Shall I gowith you!
?  Will it start soon?
? Shall we do it?

Slide 22 - Slide

Practise
Grammatica
Self-test Unit 4 Grammar C, D & F

Words
Lesson 4.1 - ***Practise More*** Words
Lesson 4.2 - ***Practise More*** Words
Step Up - 31, 35, 36 & 39


timer
10:00

Slide 23 - Slide

Ik kan vergelijkingen maken in een Engelse zin.
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 24 - Quiz

Use -er / -est / more / most.
(dangerous) The lion is the __________ animal on the planet.

Slide 25 - Open question

Use -er / -est / more / most.
(warm) This summer is ______ than last summer.

Slide 26 - Open question

Vergelijkingen

Slide 27 - Slide

Comparisons 
In het Nederlands noemen we ze trappen van vergelijkingen.
Gebruik: Om mensen of dingen te beschrijven
Je vergelijkt ze met elkaar. 
Comparative: Vergrotende trap
  Superlative: Overtreffende trap. 
C
B
A
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.

Slide 28 - Slide

Comparisons 
Woorden van 1 lettergreep/syllable:
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est
old
older
oldest

Slide 29 - Slide

Comparisons 
Woorden van 3 lettergrepen of meer:
- Vergrotende trap: more 
- Overtreffende trap: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 30 - Slide

Comparisons 
Woorden van 2 lettergrepen - eindigend op -le/-er/-ow/-y
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est

simple - simpler - simplest
yellow - yellower - yellowest
happy - happier - happiest


Slide 31 - Slide

Comparisons 
Woorden van 2 lettergrepen - niet eindigend op -le/-er/-ow/-y
- Vergrotende trap: more
- Overtreffende trap: most

famous - more famous - most famous
helpful - more helpful - most helpful

Slide 32 - Slide

Careful - ??? - ???
A
carefuller - carefullest
B
more careful - most careful

Slide 33 - Quiz

friendly- ??? - ???
A
friendlier - friendliest
B
more friendly- most friendly

Slide 34 - Quiz

Comparisons - (niet) gelijk
(not) as .... as 


This is just as cheap as that one!
I am not as fit as you are!

Slide 35 - Slide

Comparisons - uitzonderingen

Slide 36 - Slide

Welk rijtje is juist?
A
Good - Better - Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small

Slide 37 - Quiz

That group is _____ than the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious
D
most serious

Slide 38 - Quiz

Adele is famous. Lady Gaga is _____ than her, but Michael Jackson is _____!
A
more famous, the most famous
B
famouser, the most famous
C
famouser, the famousest
D
more famouser, most famous

Slide 39 - Quiz

Ik ken de onregelmatige werkwoorden van 4.5
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Slide

Complete the row:
give - ??? - given

Slide 42 - Open question

Finish the sentence:
I _____ (make) a painting last weekend.

Slide 43 - Open question

Practise
Grammatica
Self-test Unit 4 Grammar C, D & F
Words
Lesson 4.1 - ***Practise More*** Words
Lesson 4.2 - ***Practise More*** Words
Step Up - 31, 35, 36 & 39

Lezen

timer
10:00

Slide 44 - Slide

Wat is nog niet helemaal duidelijk?

Slide 45 - Slide