hww/zww/kww

Grammatica woordsoorten
zww, kww, hww
1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten
zww, kww, hww

Slide 1 - Slide

zww, kww, hww


zww = zelfstandig werkwoord

kww = koppelwerkwoord

hww = hulp werkwoord


Slide 2 - Slide

Zij zou naar school komen.
zou: hww, kww of zww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 3 - Quiz

Zij heeft haar fiets zelf GEREPAREERD.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 4 - Quiz

Willem is jarig geweest.
geweest: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 5 - Quiz

Later WORDT mijn broer tandarts.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 6 - Quiz


21. Zijn jullie dan op Vlieland?

zijn: hww, zww of kww?
A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 7 - Quiz

Op Instagram STAAT een rare foto.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 8 - Quiz


13. Zij zou naar school komen vandaag.

komen: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 9 - Quiz

Parijs is een prachtige stad.

is: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 10 - Quiz

Mijn oma heeft de lekkerste appeltaart gebakken

gebakken: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 11 - Quiz

Later wordt mijn broer tandarts.

wordt: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 12 - Quiz

De leerlingen waren naar school gefietst.
gefietst: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 13 - Quiz

Mijn ouders ZIJN heel aardig geweest.
A
HWW
B
ZWW
C
KWW

Slide 14 - Quiz

Zij zou naar school komen vandaag.

komen: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 15 - Quiz

Zij zou naar school komen vandaag.

zou: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 16 - Quiz

Hij wordt een aardige docent.

wordt: hww, zww of kww?
A
kww
B
hww
C
zww

Slide 17 - Quiz

Mijn oma bakt de lekkerste appeltaart.

bakt: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 18 - Quiz