20190828 introductieles

1 / 22
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom
bij het vak Nederlands

Slide 2 - Slide

Doel van vandaag
1) Je weet wat ik van jou en jullie verwacht;
2) Je weet wat je van de docent mag verwachten;
3) Praktische afspraken.

Slide 3 - Slide

Programma
Wie ben ik?
Verwachtingen en regels
Quiz over onze taal
Zelfstandig werken: formulier over het vak Nederlands

Slide 4 - Slide




Jacco Reitsma
36 jaar

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat heb je nodig?
Je maakt de opdrachten in een schrift.
Je kunt niet zonder tablet werken.
Je zorgt dat je altijd oortjes meeneemt.

Slide 8 - Slide

Afspraken
Zó wil ik dat er geleerd wordt: optimaal en ongestoord
Zó gaan we met elkaar om: veilig, vriendelijk en verantwoordelijk

Slide 9 - Slide

Die vlogger heeft de afgelopen jaren flink ...
A
gecashet
B
gecashed
C
gecasht
D
gecashd

Slide 10 - Quiz

Hoeveel fouten tel je?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

Hoeveel procent van onze taal bestaat uit leenwoorden?
A
10%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 12 - Quiz

Uit welke taal heeft het Nederlands de meeste woorden geleend?
A
Latijn
B
Engels
C
Duits
D
Frans

Slide 13 - Quiz

Welk Nederlandse woord is internationaal gegaan?
A
Koekje
B
Apartheid
C
Daalder
D
Jan-Kees

Slide 14 - Quiz

Welk woord moet je aanvullen in onderstaande zin?
Het lieve meisje, ... morgen jarig is, trakteert.
A
die
B
wat
C
dat
D
wie

Slide 15 - Quiz

Is het volgende waar of niet waar?
De witte neushoorn dankt zijn naam aan een verkeerde vertaling. De neushoorn is wyd (Afrikaans), wat wijd betekent, maar is per ongeluk vertaald als wit.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Welke woorden moeten op de stippen staan?

... zijn morgen aan de beurt.
Ik ga met ... naar de stad.
Ik geef ... de medaille die zij verdienen.
A
hun, hun, hun
B
zij, hun, hun
C
zij, hen, hen
D
zij, hen, hun

Slide 17 - Quiz

De Leeuwarder Courant gebruikte een citaat om een punt duidelijk te maken.

Wat betekent citaat?
A
een letterlijk weergegeven tekst
B
een spreekwoord
C
een feitelijk onderzoek

Slide 18 - Quiz

De leraar dupeert de leerlingen met die toets.
Wat betekent dupeert?
A
Benadeelt
B
Motiveert
C
Iets leren
D
Helpt

Slide 19 - Quiz

Welk woord past niet in het rijtje?
A
kniekous
B
zeurkous
C
steunkous
D
compressiekous

Slide 20 - Quiz

Wat is Sven Kramer?
A
een lange baanschaatser
B
een langebaanschaatser

Slide 21 - Quiz

Waar sta jij nu op het gebied van Nederlands?  
Hoe kijk jij naar onze taal?  
Wat vind jij leuk en belangrijk.

Slide 22 - Slide