This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Welkom
bij het vak Nederlands
Slide 2 - Slide
Doel van vandaag
1) Je weet wat ik van jou en jullie verwacht;
2) Je weet wat je van de docent mag verwachten;
3) Praktische afspraken.
Slide 3 - Slide
Programma
Wie ben ik?
Verwachtingen en regels
Quiz over onze taal
Zelfstandig werken: formulier over het vak Nederlands
Slide 4 - Slide
Jacco Reitsma
36 jaar
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Wat heb je nodig?
Je maakt de opdrachten in een schrift.
Je kunt niet zonder tablet werken.
Je zorgt dat je altijd oortjes meeneemt.
Slide 8 - Slide
Afspraken
Zó wil ik dat er geleerd wordt: optimaal en ongestoord
Zó gaan we met elkaar om: veilig, vriendelijk en verantwoordelijk
Slide 9 - Slide
Die vlogger heeft de afgelopen jaren flink ...
A
gecashet
B
gecashed
C
gecasht
D
gecashd
Slide 10 - Quiz
Hoeveel fouten tel je?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 11 - Quiz
Hoeveel procent van onze taal bestaat uit leenwoorden?
A
10%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 12 - Quiz
Uit welke taal heeft het Nederlands de meeste woorden geleend?
A
Latijn
B
Engels
C
Duits
D
Frans
Slide 13 - Quiz
Welk Nederlandse woord is internationaal gegaan?
A
Koekje
B
Apartheid
C
Daalder
D
Jan-Kees
Slide 14 - Quiz
Welk woord moet je aanvullen in onderstaande zin? Het lieve meisje, ... morgen jarig is, trakteert.
A
die
B
wat
C
dat
D
wie
Slide 15 - Quiz
Is het volgende waar of niet waar? De witte neushoorn dankt zijn naam aan een verkeerde vertaling. De neushoorn is wyd (Afrikaans), wat wijd betekent, maar is per ongeluk vertaald als wit.
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
Welke woorden moeten op de stippen staan?
... zijn morgen aan de beurt. Ik ga met ... naar de stad. Ik geef ... de medaille die zij verdienen.
A
hun, hun, hun
B
zij, hun, hun
C
zij, hen, hen
D
zij, hen, hun
Slide 17 - Quiz
De Leeuwarder Courant gebruikte een citaat om een punt duidelijk te maken.
Wat betekent citaat?
A
een letterlijk weergegeven tekst
B
een spreekwoord
C
een feitelijk onderzoek
Slide 18 - Quiz
De leraar dupeert de leerlingen met die toets. Wat betekent dupeert?