Sociologie 4

• sociologie
• HBO
• Studiejaar 1

Sociale ongelijkheid en sociaal werk

Sociologie, een eitje!

😒🙁😐🙂😃

Sociale ongelijkheid

sociaal economisch  (geld, status , bezit)

sociaal geografisch (waar staat je wieg, ruimtelijke segregatie)

sociaal cultureel (cultuur en leefgewoonten, zoals normen en waarden, subculturen, en opleidingsniveau)

Leerdoelen

• Je begrijpt de relatie tussen sociale ongelijkheid en mensenrechten
  
• Je kunt uitleggen wat vanuit het perspectief van mensenrechten de mogelijkheden en verantwoordelijkheden zijn bij de aanpak van armoede
• Je kunt uitleggen waarom sociologische verbeeldingskracht helpend kan zijn bij het nadenken over de aanpak van structurele problemen van mensen die een verhoogde kans hebben op armoede

Programma

Universele Mensenrechten en bescherming tegen armoede

Pauze

Zelf aan de slag
 

Mensenrechten zijn fundamentele rechten en vrijheden voor alle mensen, ongeacht hun nationaliteit, geslacht, nationale of etnische afkomst, ras, religie, taal of andere status.

Opdracht:

Schrijf uit je hoofd zoveel mogelijk mensenrechten op (minimaal 5) en zet deze in d

Schrijf uit je hoofd zoveel mogelijk mensenrechten op (minimaal 5).

https:

“Social work is a practice-based profession and an academic discipline that promotes social change and development, social inclusion, and the empowerment and liberation of people. Priciples of social justice, human rights, collective responsibility and respect for diversities are central to social work. Underpinnes by theories of social work, social sciences, humanities and indigenous knowledge, social work engages people ans structures to adress life challenges and enhance wellbeing”

Sociaal werk is een praktijkgericht beroep en een academische discipline die maatschappelijke verandering, sociale cohesie en de emancipatie en zelfstandigheid van mensen bevordert. Principes van sociale rechtvaardigheid, mensenrechten, collectieve verantwoordelijkheid en respect voor diversiteit staan centraal in het sociaal werk. Versterkt door theorieën van sociaal werk, sociale wetenschappen, geesteswetenschappen en relevante lokale kennis, stimuleert het sociaal werk mensen en instituties om uitdagingen in het leven aan te gaan en het welzijn van individu en samenleving te verbeteren’.

“Social work is a practice-based profession and an academic discipline that promotes social change and development, social inclusion, and the empowerment and liberation of people. Priciples of social justice, human rights, collective responsibility and respect for diversities are central to social work. Underpinnes by theories of social work, social sciences, humanities and indigenous knowledge, social work engages people ans structures to adress life challenges and enhance wellbeing”

Sociaal werk is een praktijkgericht beroep en een academische discipline die maatschappelijke verandering, sociale cohesie en de emancipatie en zelfstandigheid van mensen bevordert. Principes van sociale rechtvaardigheid, mensenrechten, collectieve verantwoordelijkheid en respect voor diversiteit staan centraal in het sociaal werk. Versterkt door theorieën van sociaal werk, sociale wetenschappen, geesteswetenschappen en relevante lokale kennis, stimuleert het sociaal werk mensen en instituties om uitdagingen in het leven aan te gaan en het welzijn van individu en samenleving te verbeteren’.

Zoek nu eens op

• Hoeveel mensen leven onder de armoedegrens?
• Beargumenteer welke definitie van armoede jij zelf zou hanteren? Basisbehoeftebudget of het niet-veel-maar-toereikendbudget?
• Verklaar waarom het hebben van werk geen garantie is op een leven zonder armoede?

Stelling

De sociale gevolgen van werkloosheid wegen net zo zwaar als de financiële gevolgen

Bedenk zowel argumenten voor en tegen.

Armoede en mensenrechten

Maak een persoonlijke top drie van de aanbevelingen die volgens jou het meeste effect zullen hebben in het aanpakken van het armoedevraagstuk. Beargumenteer waarom dit effectief zal zijn.

Beantwoord de volgende vragen:

1) Zoek in het boek De brede basis van het sociaal werk op wat de definitie is van het begrip ‘interdependentie’. In hoeverre verschilt deze met de definitie die je zelf al geleerd hebt?

2) Lees op blz. 31 de zes sociale bestaansvoorwaarden die De Swaan noemt die mensen afhankelijk van elkaar maken. Welke zes zijn dit?

3) Iets verder staat dat deze voorwaarden vroeger werkzaam waren in kleine kringen en tegenwoordig in grote kring. Hoe kun je dit (met de kennis die je nu hebt uit de lessen) dit verklaren?

4) Geef per bestaansvoorwaarde een voorbeeld hoe je dit terugziet in de relaties tussen:

- Families

- Overheden

- Markten

- Verenigingen

- Netwerken

Probeer bij alle zes bestaansvoorwaarden na te denken hoe je dit terugziet op de bovengenoemde niveaus (welke rol hebben partijen t.o.v. bestaansvoorwaarden, tip zet in tabel)

5) Wat wordt er bedoeld met dat samenlevingen relatief autonoom zijn? Hoe zie je dit gegeven terug in de samenleving om je heen met de maatschappelijke problemen die zich hier voordoen?

   

6) Op blz 34 en 35 worden de drie vormen van kapitaal van de socioloog Pierre Bourdieu gelinkt aan bronnen van ‘steun en stress’. Hoe zou je (op eenzelfde manier als hier in het boek gedaan is) de bronnen van steun en stress van de karakters in Schuldig kunnen linken aan de drie vormen van kapitaal? 

7) Lees aanbevelingen van het artikel over rechten van de mens en koppel deze aan de drie kapitalen van Bourdieu. Om welke vorm van kapitaal gaat het per aanbeveling? (A,B,C)

????????

Ethische dispositie

Circulatie mobiliteit

Convivium & connubium