This lesson contains 24 slides, with text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Werkwoordelijk gezegde
alle werkwoorden in de zin
te is ook onderdeel van het werkwoordelijk gezegde als het voor het hele werkwoord in de zin staat
aan het is ook onderdeel van het werkwoordelijk gezegde als deze woorden voor het hele werkwoord in de zin staan
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Werkwoordelijk gezegde
scheidbare werkwoorden: werkwoorden die je kunt splitsen
wederkerende werkwoorden: werkwoorden met een vast wederkerend voornaamwoord
figuurlijke uitdrukkingen: niet letterlijk
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Naamwoordelijk gezegde
werkwoordelijk deel (koppelwerkwoord + andere werkwoorden) én een naamwoordelijk deel (ander zinsdeel)
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Het koppelwerkwoord is samen met de andere werkwoorden in de zin het werkwoordelijk deel.
Je weet dat een koppelwerkwoord het onderwerp van de zin koppelt aan een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord dat iets zegt over het onderwerp. Dat heet het naamwoordelijk deel.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Stappenplan
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Slide 14 - Slide
Persoonsvorm
vraagzin maken
van tijd veranderen (tegenwoordige tijd/verleden tijd)
van getal veranderen (enkelvoud/meervoud)
werkwoord dat verplaatst of verandert, is de persoonsvorm