Ik weet wat verleden tijd inhoudt

• NT2
• Basisschool
• Groep 4-6

Verleden tijd van het werkwoord

doel van de les

Ik weet wat verleden tijd inhoudt. 

weet je nog?

de jongen

gooit

de bal

Wie

werkwoord

wat

De jongen gooit de bal.

De jongen gooide de bal.

nu

toen

de tijd van NU

de tijd van nu

 de jongen gooit de bal. hij gooit de bal NU. het is nog bezig. 

de tijd van TOEN

ba

de tijd van toen

 de jongen gooide de bal. het is klaar. de bal ligt al op de grond. 

Het meisje eet de pizza.

Het meisje at de pizza.

nu

toen

de tijd van NU

De tijd van NU heet tegenwoordige tijd.

het gebeurt NU

het is niet klaar.

de tijd van TOEN

De tijd van TOEN heet verleden tijd.

het gebeurde TOEN

* Gisteren

* 10 jaar geleden

* 1 seconde geleden

NU
(tegenwoordige tijd)

De jongen gooit de bal.

Het meisje eet de pizza.

De moeder kookt de soep.

De vader rijdt in de auto.

Ik ga naar Amsterdam.

TOEN
(verleden tijd)

De jongen gooide de bal.

Het meisje at de pizza.

De moeder kookte de soep.

De vader reed in de auto. 

Ik ging naar Amsterdam.

zwakke werkwoorden

sterke werkwoorden

werkwoorden die
+te/ten 

of
+de/den 

krijgen in de verleden tijd

werkwoorden die veranderen in de verleden tijd.

zwakke werkwoorden

ik werk - ik werkte

ik gooi - ik gooide

ik pak - ik pakte

ik fiets - ik fietste

ik brand - ik brandde

sterke werkwoorden

ik eet - ik at

ik rijd - ik reed

ik vlieg - ik vloog

ik vang - ik ving

ik ga - ik ging

ik lees - ik las

sterke werkwoorden

sterke werkwoorden zijn leerwoorden, die moet je dus leren

Hoeveel werkwoorden kun jij nu bedenken die in de verleden tijd staan?