This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
De wetten van Newton
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
De eerste wet van Newton
Een voorwerp waarop geen resulterende kracht werkt, is in rust of beweegt zich rechtlijnig met een constante snelheid voort.
Slide 3 - Slide
De eerste wet van Newton
Een voorwerp waarop geen resulterende kracht werkt, is in rust of beweegt zich rechtlijnig met een constante snelheid voort.
De resulterende kracht is de som van alle krachten die op het voorwerp werken.
Slide 4 - Slide
De tweede wet van Newton
Een voorwerp versneld in de richting van de resulterende kracht. De versnelling is evenredig aan de massa.
F=m.a
Slide 5 - Slide
De derde wet van Newton
Als voorwerp A een kracht uitoefend op voorwerp B, dan oefent voorwerp B een evengrote maar tegengestelde kracht op voorwerp A uit.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
phet.colorado.edu
Slide 8 - Link
phet.colorado.edu
Slide 9 - Link
er werken twee krachten op een voorwerp, een van 5 N, een van 20 N. Dan kan de resulterende kracht liggen:
A
tussen 5 N en 20 N
B
tussen 5 N en 25 N
C
tussen 5 N en 15 N
D
tussen 15 N en 25 N
Slide 10 - Quiz
Bekijk de volgende twee uitspraken: 1 Een kracht werkt altijd tussen twee voorwerpen. 2 De spankracht in een elastiek is hetzelfde als de veerkracht van dat elastiek.
A
uitspraak 1 is juist
B
uitspraak 2 is juist
C
beide uitspraken zijn juist
D
geen van beide uitspraken is juist
Slide 11 - Quiz
Frank fietst met een constant snelheid van 8 m/s. De normaal kracht is 850 N en de spierkracht die hij levert is 500 N. Hoe groot zijn de weerstandskrachten?