Minerva les 2 Nominativus en persoonsuitgang

Minerva les 2 Zelfstandige naamwoorden en persoonsuitgangen 
1 / 49
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Minerva les 2 Zelfstandige naamwoorden en persoonsuitgangen 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Het zelfstandig naamwoord in het Latijn


In het Latijn hebben zelfstandig naamwoorden twee delen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

hoe heet het deel van een zelfstandig naamwoord dat de betekenis van het woord geeft?
A
stam
B
uitgang
C
signaal
D
inhoud

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Onderwerp
De woordenboekvorm van zelfstandige naamwoorden is de vorm die als onderwerp gebruikt wordt.
In het Latijn heet die vorm: Nominativus

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Hoe heet de woordenboekvorm van een zelfstandig naamwoord in het Latijn?
A
stam
B
uitgang
C
Nominativus
D
Onderwerp

Slide 13 - Quiz

 groepen en geslachten

groep 1 woorden (op -a) zijn meestal vrouwelijk
groep 2 woorden op -us zijn mannelijk
groep 2 woorden op -um zijn onzijdig

Slide 14 - Slide

wat is het geslacht van mensa?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 15 - Quiz

wat is het geslacht van donum?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

wat is het geslacht van 'dona'
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 20 - Quiz

leg de woordenlijst op p 175 open en vertaal: rex stultus est

Slide 21 - Mind map

vertaal: deus servus est

Slide 22 - Mind map

vertaal: donum aurum est

Slide 23 - Mind map

Slide 24 - Slide

Een zelfstandig naamwoord kan meerdere geslachten hebben
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quiz

Een zn op -us is altijd mannelijk
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quiz

wat is de Nominativus
A
woordenboekvorm
B
signaalletter
C
stam van een naamwoord

Slide 27 - Quiz

In een zin kan de Nominativus zijn:
A
onderwerp
B
onderwerp of naamwoordelijk deel van het gezegde
C
lijdend voorwerp
D
naamwoordelijk deel van het gezegde

Slide 28 - Quiz

wat is de de uitgang van de Nominativus meervoud van woorden uit groep 1
A
a
B
i
C
ae

Slide 29 - Quiz

De uitgang -a kan voorkomen bij:
A
Nom Enk. groep 1
B
Nom MV, groep 2 woorden op -us
C
Nom mv. groep 2 woorden op -um
D
Nom Enk.groep 1 Nom mv. groep 2 woorden op -um

Slide 30 - Quiz

Wat is de meervouduitgang van de Nominativus van onzijdige woorden uit groep 2
A
a
B
i
C
ae

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Het werkwoord in het Latijn
BIj werkwoorden in het Latijn geeft het eerste deel van het woord informatie over de betekenis.

De uitgang van het woord geeft grammaticale informatie

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Onderwerp en gezegde
Als het onderwerp in het enkelvoud staat dan staat ook het werkwoord in het enkelvoud. Beide woorden hebben dan achter de stam een uitgang die het SIGNAAL enkelvoud geeft. In het Latijn is de signaalletter voor de derde persoon enkelvoud (hij/zij/het) -t

servus clamat: de slaaf roept
silva mutat: het bos verandert
donum est: het geschenk is

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

mensa est
A
goed
B
fout

Slide 38 - Quiz

dona est
A
goed
B
fout

Slide 39 - Quiz

Werkwoord
Werkwoorden hebben een stam en een uitgang
1. De stam geeft de betekenis van het werkwoord,
2. De uitgang geeft extra informatie (signaal) 
bv wie (hij/ zij) de handeling verricht.
In dat geval noemen we het werkwoord PERSOONSVORM

Slide 40 - Slide

est
ambulant
sunt
mutat
servi
mensa
rex
silva
vinum
mensae

Slide 41 - Drag question

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Naamwoordelijk deel v.h. gezegde
De koning is dwaas
De god is een slaaf
De geschenken zijn wonderlijk
Hij is koning

Slide 44 - Slide

Naamwoordelijk deel van het gezegde

Een naamwoordelijk gezegde bevat naast werkwoorden ook één of enkele naamwoorden.
In het Latijn kun je je  bij vormen van het werkwoord 'esse', zoals 'est' en 'sunt' 2 naamwoorden in de Nominativus tegenkomen. 

Slide 45 - Slide

Naamwoordelijk deel v.h. gezegde
Beide woorden hebben de signaaluitgang van de Nominativus.

Eén van beiden is onderwerp, de andere is naamwoordelijk deel van het gezegde.


Slide 46 - Slide

Naamwoordelijk deel van het gezegde

rex stultus est

deus servus est

donum aurum est

Slide 47 - Slide

Naamwoordelijk deel van het gezegde

Dus: in zinnetjes met een naamwoordelijk gezegde kun je meerdere woorden in de nominativus tegenkomen

Slide 48 - Slide

welk zinnetje is goed?
A
silva miram est
B
silva mira est
C
silva mirae est
D
silva miras est

Slide 49 - Quiz