Chapter4GettingStarted

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

In the city

This period

Skills:

• Reading
• Vocab (SO words)
• Test

In the city

a building

1. een flat
2. een gebouw
3. een bouwplaats
4. een huis

goedkoop

1. expensive
2. safe
3. little
4. cheap

duur

1. expensive
2. safe
3. little
4. cheap

traffic

1. reizen
2. verkeer
3. auto
4. snelweg

He is helping the customer in the store.
wat betekent 'customer'

1. klant
2. kostuum
3. consument
4. verkoper

The HEMA is a department store.
wat is 'a department store'?

1. een winkel
2. een winkelcentrum
3. een magazijn
4. een warenhuis

Ik ga 10 euro uitgeven.
I am going to ...................10 euros.

1. save
2. spend
3. earn
4. buy

Je krijgt 10% korting.
You will get a 10% ..................

1. discount
2. sale
3. buy
4. pay

'uitgang' in het Engels

return ticket

1. enkeltje
2. kaartje
3. retourtje
4. discount

shopping

Homework 

Exercises 1 - 2 - 3 - 4 

on page 10-11