AH - Unit 5 - Vocabulary Lessons 1 + 2 and Grammar




AH - Unit 5 - Vocabulary Lessons  1 + 2 and grammar
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson




AH - Unit 5 - Vocabulary Lessons  1 + 2 and grammar

Slide 1 - Slide

Wat is de Nederlandse vertaling van
boil?
A
rekening
B
koken

Slide 2 - Quiz

Wat is de Engelse vertaling van
zalm?
A
savoury
B
side dish
C
salmon
D
salad

Slide 3 - Quiz

Wat is de Engelse vertaling van
verrassing?
A
seprise
B
serprise
C
suprise
D
surprise

Slide 4 - Quiz

Wat is géén Engels woord voor
reusachtig?
A
big
B
huge
C
gigantic
D
enormous

Slide 5 - Quiz

Wat is géén synoniem voor
yummy?
A
tasty
B
sweet
C
delicious

Slide 6 - Quiz

Vertaal:
sfeer

Slide 7 - Open question

Vertaal:
toetje

Slide 8 - Open question

Vertaal:
busy

Slide 9 - Open question

Vertaal:
reservation

Slide 10 - Open question

Vertaal:
reserveren (zonder to)

Slide 11 - Open question

Vertaal:
gulzig

Slide 12 - Open question

Vertaal:
to order

Slide 13 - Open question

What is a round fruit that grows on palm trees?

Slide 14 - Open question

What do we call food that has a lot of chilis in it? So, hot food?

Slide 15 - Open question

What do we call the person who brings your food at a restaurant?

Slide 16 - Open question

Maak het antwoord af:
Does Peter know where to go?
No, ............

Slide 17 - Open question

Maak het antwoord af:
Do you like this quiz?
Yes, ..........

Slide 18 - Open question

Maak het antwoord af.
Are you ready?
Yes, ......

Slide 19 - Open question

Maak de zin vragend:
You like him.

Slide 20 - Open question

Beantwoord de vraag:
Do you like him?
No, .......... (kort)

Slide 21 - Open question

Vertaal:
Kent mijn moeder haar?

Slide 22 - Open question

Vertaal:
Ja, hij eet hier vaak.

Slide 23 - Open question

Vul het juiste antwoord in:
......... water
A
much
B
many
C
little
D
few

Slide 24 - Quiz

Vul het juiste antwoord in:
......... spices
A
little
B
few

Slide 25 - Quiz

Vul het juiste antwoord in:
......... sugar
A
much
B
many

Slide 26 - Quiz

Vul het juiste antwoord in:
I'm sorry, but I don't have ........ time.
A
little
B
few
C
much
D
many

Slide 27 - Quiz

Vertaal:
Ik zou een tafel moeten reserveren.

Slide 28 - Open question

Vertaal:
Jij zou iets moeten zeggen.

Slide 29 - Open question

Vertaal:
Zou Jane dat moeten doen?

Slide 30 - Open question

Vertaal:
Ze zou dat niet moeten doen. (voluit)

Slide 31 - Open question

Is alles duidelijk, of is er nog iets waar je extra uitleg over wil, of extra mee wil oefenen?

Slide 32 - Open question