Le verbe avoir répétition

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Le  verbe  avoir

C

Un verbe

Le verbe "avoir"!

Mais, c'est quoi ça? 

Van

           

   

     Wat betekent "avoir"?

Vandaag oefenen we met het werkwoord "avoir".

Wat betekent avoir?

J'

Tu

Il / Elle

Nous

Vous

Ils / Elles

Ai

A

Ont

Avez

As

Avons

Ken je het rijtje van "avoir" (met vertaling) ?

avoir...... avoir.......

       mmmm....

AVOIR ( = hebben)

Vervoeging van "avoir" met vertaling :

Wat betekent "nous avons"?

1. ik heb
2. u heeft
3. wij hebben
4. zij hebben

Wat betekent "il a" ?

1. hij heeft
2. zij heeft
3. u heeft
4. zij hebben

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft

B. zij hebben

C.  men heeft

D.  jullie hebben

E. jij / je hebt

F. wij hebben

1.  nous  avons

2.  tu  as

3.  ils  ont

4.  on  a

5.  vous avez

6.  elle  a

Nous ..... une voiture et un vélo

1. a
2. ont
3. avez
4. avons

Il .... quinze ans

1. as
2. a
3. ai
4. avez

Vous ..... une grande chambre?

1. ai
2. avez
3. avons
4. as

Non, j'.... un frère

1. ai
2. a
3. as
4. ont

Le chat ... mal à la patte

1. ai
2. as
3. a
4. avons

La ville .... beaucoup de magasins

1. avons
2. a
3. est
4. ont

Un petit examen

Savez -vous toutes les réponses?

Het rijtje van "avoir"

Merci d'avoir écouté!