Disco les 2 werkwoord

Disco les 2
werkwoorden en naamwoorden
1 / 32
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Disco les 2
werkwoorden en naamwoorden

Slide 1 - Slide

Wat is een werkwoord? Een werkwoord duidt aan:
A
mens, dier of ding
B
handeling, gebeurtenis of toestand
C
wanneer, hoe of waar iets gebeurt
D
dat iemand iets doet

Slide 2 - Quiz

regelmatige werkwoorden
4 groepen
laatste letter van de stam bepaalt de groep
stam: hele werkwoord zonder -re

Slide 3 - Slide

regelmatige werkwoorden
a- stam: voca-re
e-stam: terre-re (streep onder e)
mk- stam: duc-e-re (geen streep onder e)
i-stam: audi-re

Slide 4 - Slide

a-stam
e-stam
mk-stam
i-stam
finire
delere
mandare
parare
legere
movere
ponere
sepelire
metuere
cruciare

Slide 5 - Drag question

stam en uitgang
stam verandert niet: hieraan is betekenis te herkennen
uitgang: laatste deel van woord verandert
uitgang geeft aan welke vorm het is

Slide 6 - Slide

voca-t
voca-nt
voca
voca-te
voca-re

para-t
para-nt
para
para-te
para-re
hij/zij roept
zij roepen
roep! (ev)
roep! (mv)
(te) roepen

hij/zij maakt klaar
zij maken klaar
maak klaar! (ev)
maak klaar! (mv)
klaar (te) maken

Slide 7 - Slide

mandare = opdragen
Wat betekent: mandat?

Slide 8 - Open question

wat betekent:
mandant

Slide 9 - Open question

terre-t
terre-nt
terre
terre-te
terre-re

audi-t
audi-u-nt
audi
audi-te
audi-re
hij/zij maakt bang
zij maken bang
maak bang! (ev)
maak bang! (mv)
bang (te) maken

hij/zij hoort
zij horen
hoor! (ev)
hoor! (mv)
(te) horen

Slide 10 - Slide

medeklinkerstammen
Bij medeklinkerstammen komt er een verbindingsklinker achter de stam, daarna volgt de uitgang

Slide 11 - Slide

duc-i-t
duc-u-nt
duc
duc-i-te
duc-e-re

mitt-i-t
mitt-u-nt
mitt-e
mitt-i-te
mitt-e-re
hij/zij leidt
zij leiden
leid! (ev)
leid! (mv)
(te) leiden

hij/zij stuurt
zij sturen
stuur! (ev)
stuur! (mv)
(te) sturen

Slide 12 - Slide

Wat is de imperativus ev van ludere?
A
ludi
B
lud
C
lude
D
ludite

Slide 13 - Quiz

Wat is de imperativus ev van dividere?
A
divid
B
divide
C
dividi
D
dividite

Slide 14 - Quiz

'zijn' en 'kunnen'
de werkwoorden 'zijn' en 'kunnen' zijn onregelmatig
'kunnen' heeft geen imperativus
de imperativus van 'zijn' komt later

Slide 15 - Slide

est
sunt
esse

potest
possunt
posse
hij/zij is
zij zijn
(te) zijn

hij/zij kan
zij kunnen
(te) kunnen

Slide 16 - Slide

zelfstandige naamwoorden

Slide 17 - Slide

3 groepen
groep 1: woorden die in het enkelvoud op -a eindigen
groep 2: woorden die in het enkelvoud op -us of -um eindigen
groep 3: alle woorden waarbij in de woordenlijst ook het meervoud gegeven wordt.

Slide 18 - Slide

groep 1
rosa (roos)
rosae (rozen)

Slide 19 - Slide

groep 2
dominus (heer)
domini (heren)
bellum (oorlog)
bella (oorlogen)

Slide 20 - Slide

groep 3
rex (koning)
reges (koningen)

Leer ook altijd het meervoud bij deze woorden!

Slide 21 - Slide

groep 1
groep 2
donum
templum
mensa
hortus
consul,
consules
servus
femina
lux, luces
oratio, orationes

Slide 22 - Drag question

Wat is het meervoud van:
amicus

Slide 23 - Open question

Wat is het meervoud van:
villa

Slide 24 - Open question

Wat is het meervoud van:
templum

Slide 25 - Open question

Wat is het meervoud van:
hortus

Slide 26 - Open question

Wat is het meervoud van:
flos

Slide 27 - Open question

Wat is het meervoud van:
equus

Slide 28 - Open question

Wat is het meervoud van:
soror

Slide 29 - Open question

opdracht voor nu
verbeter de fouten in de so
vul aan wat je open gelaten had
na 15 minuten nemen we het door
timer
15:00

Slide 30 - Slide

aandachtspunten
leer ook de betekenissen van de voorbeeldwoorden in de gram.
leer de schema's van werkwoord en zelfst. naamwoord goed
leer bij woorden van groep 3 ook het meervoud
zet bij persoonsvormen van het werkwoord ook hij/zij/het of zij, ook bij de betekenis van woorden

Slide 31 - Slide

vragen?

Slide 32 - Slide