Repaso unidad 2 C2

¡Repasamos!
1 / 37
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

¡Repasamos!

Slide 1 - Slide


Ik kan werkwoorden vervoegen in de gerundio.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 2 - Poll


Ik kan het werkwoord gustar goed vervoegen in het Spaans.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 3 - Poll


Ik ken 10 sporten/activiteiten/hobby in het Spaans.
1 (NO0
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO0

Slide 4 - Poll


Ik ken de vraagwoorden in het Spaans gebruiken.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 5 - Poll


Ik ken het verschil tussen presente en estar+gerundio.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10(SÍ, POR SUPUESTO

Slide 6 - Poll


Ik ken alle woorden en de frases claves van unidad 2
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 7 - Poll


Ben je klaar voor de s.o van unidad 2?
1 (No)
2
3
4
5(Sí, por supuesto)

Slide 8 - Poll

Contesta en español:
¿Qué estás haciendo ahora(nu)?

Slide 9 - Open question

Contesta en español:
¿Qué te gusta comer?

Slide 10 - Open question

Contesta en español:
¿Qué te gusta hacer en tu tiempo libre?

Slide 11 - Open question

Hoe vertaal je "moverse" naar het Nederlands?

Slide 12 - Open question

Hoe vertaal je "la valla" naar het Nederlands?

Slide 13 - Open question

Hoe vertaal je "door de week" naar het Spaans?

Slide 14 - Open question

Hoe vertaal je "de training" naar het Spaans?

Slide 15 - Open question

Hoe vertaal je "het naar zijn zin hebben" naar het Spaans?

Slide 16 - Open question

Hoe vertaal je "de verplichting" naar het Spaans?

Slide 17 - Open question

Vertaal de zin naar het NL:
"No me gusta nada el español"

Slide 18 - Open question

Vertaal de zin naar het NL:
" Monto en bicicleta cada día"

Slide 19 - Open question

Hoe vertaal je "Wat vind je leuk om te doen?" naar het Spaans?

Slide 20 - Open question

Hoe vertaal je "Welke hobby's doe je in het weekend?" naar het Spaans?

Slide 21 - Open question

El gerundio
Geef met "el gerundio" aan wat de mensen op de plaatjes aan het doen zijn.

Vb: "Él está escuchando música."

Slide 22 - Slide

tocar el saxofón, Juan

Slide 23 - Open question

discutir, ellos

Slide 24 - Open question

dormir, el abuelo

Slide 25 - Open question

escribir una carta, ella

Slide 26 - Open question

Welke vorm vul ik hier in?
Todas las mañanas ______ (tomar) café con leche.
A
Estar + gerundio: estoy tomando
B
Presente: tomo

Slide 27 - Quiz

Welke vorm vul ik hier in?:
Mi hermana siempre ________ (estudiar) en su colegio.
A
Estar + gerundio: está estudiando
B
Presente: estudia

Slide 28 - Quiz

Welke vorm vul ik hier in?:
En este momento nosotros ______ (ver) un partido por la tele.
A
Estar + gerundio: estamos viendo
B
Presente: vemos

Slide 29 - Quiz

Welke vorm vul ik hier in?:
Ahora yo ______ (comer) unas patatas fritas.
A
Estar + gerundio: estoy comiendo
B
Presente: como

Slide 30 - Quiz

El verbo gustar
Sleep het Spaanse woord naar de Nederlandse vertaling. 
ellos/as
yo
él/ella
nosotros/as
vosotros/as
le
me
os
te
les
nos

Slide 31 - Drag question

El verbo gustar
escuchar música
el chocolate
los gatos
la pizza
las tiendas
la guitarra
gustan
gusta
gusta
gustan
gusta
gusta

Slide 32 - Drag question

Vul de juiste vorm in van het werkwoord gustar:
"A nosotros ..... ............... el fútbol"

Slide 33 - Open question

Vul de juiste vorm in van het werkwoord gustar:
"¿A usted ....... ............ las revistas de música?"

Slide 34 - Open question

Vul de juiste vorm in van het werkwoord gustar:
"A ellos ...... ........... ir a bailar."

Slide 35 - Open question

¿Cuánto?
¿Cómo?
¿Dónde?
¿Cuándo?
¿Por qué?
¿Quién?
¿Qué?
¿Quiénes?

waar?
wanneer?
hoeveel?
waarom?
wat?

hoe?
wie? ev
wie? mv

Slide 36 - Drag question

0

Slide 37 - Video