This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Dinsdag 29 januari 1F
Slide 1 - Slide
Hoofdstuk 3 lezen.
Terugblik vorige les: Een tekst heeft altijd een tekstdoel.
Je hebt geleerd welke tekstdoelen er zijn.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Je weet nu:
Verschil tekstdoel en tekstsoort
dat een tekst met een doel geschreven wordt
1
dat er verschillende soorten teksten zijn
2
het verschil tussen een tekstdoel en een tekstsoort
3
Slide 4 - Slide
Laten we even gaan oefenen. Kies tekstsoort of tekstdoel
1. een advertentie
2. een krantenartikel
3. amuseren
4. overtuigen
5. een recept
6. informeren
7. overhalen
8. een gedicht
GOED
tekstdoel
GOED
tekstdoel
GOED
tekstdoel
GOED
tekstdoel
Helaas..
tekstsoort
Helaas..
tekstsoort
Helaas..
tekstsoort
Helaas..
tekstsoort
GOED
tekstsoort
GOED
tekstsoort
GOED
tekstsoort
jammer...
tekstdoel
jammer...
tekstdoel
jammer...
tekstdoel
jammer...
tekstdoel
GOED
tekstsoort
Slide 5 - Slide
amuseren= voor het plezier
overhalen = iemand iets laten doen
informeren= informatie geven
overtuigen = je mening geven
Welke tekstdoelen zijn er?
Slide 6 - Slide
Welke tekst heeft welk doel?
informeren
overhalen
amuseren
overtuigen
Slide 7 - Slide
Even alles op een rijtje
een tekst heeft altijd een doel
de schrijver wil dus iets met zijn tekst.
Je kent vier tekstdoelen:
amuseren
overtuigen
informeren
overhalen
Slide 8 - Slide
Lees de theorie van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 nog goed door.
Slide 9 - Slide
opdrachten
Jullie gaan deze week hoofdstuk 2 spelling en grammatica helemaal afronden plus hoofdstuk 3 lezen. Volgende week is de toets van spelling en grammatica en van hoofdstuk 3 lezen. Succes:-)