Herhaling: alle stof

Herhaling: alle stof
12 juni 2024
1 / 36
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling: alle stof
12 juni 2024

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Alle stof herhalen van periode 1 t/m 4

Slide 2 - Slide

Wat is geen kenmerk van een maatschappelijk vraagstuk?
A
Het kan niet opgelost worden
B
Het krijgt veel aandacht van de media
C
Het is een sociaal probleem
D
Veel verschillende meningen over de oplossing

Slide 3 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een norm
A
Vrijheid in het leven
B
Respect
C
Familie
D
Naar de kerk gaan

Slide 4 - Quiz

De kranten en het journaal berichten over de toename van plofkraken bij geldautomaten. Over welk kenmerk van een maatschappelijk probleem gaat het hier?
A
De politiek bemoeit zich ermee.
B
Er zijn verschillende meningen over het probleem.
C
Het krijgt aandacht van de media.
D
Veel mensen hebben er last van

Slide 5 - Quiz

Socialisatie betekent dat mensen:
A
kenmerken, normen en waarden van een groep aanleren.
B
allemaal dezelfde normen en waarden aanleren.
C
verschillende culturen leren kennen.
D
alle aangeboren eigenschappen afleren.

Slide 6 - Quiz

Bij sociale controle:
A
letten mensen op hoe jij je gedraagt.
B
controleren mensen elkaars waarden.
C
verdedigt iedereen zijn belangen.
D
leer je aangeboren eigenschappen af.

Slide 7 - Quiz

Als normen en waarden een vanzelfsprekend gedeelte van je gedrag zijn geworden, is er sprake van:
A
een sanctie
B
sociale controle
C
imitatie
D
internalisatie

Slide 8 - Quiz

…………………. zijn beide voorbeelden van massamedia. Welke woorden zijn weggelaten?

A
Een appje en een verkeersbord
B
Een dagboek en een tijdschrift
C
Een krant en een verjaardagskaart
D
Een flyer en een website

Slide 9 - Quiz

De overheid mag zich niet bemoeien met wat journalisten schrijven. Dit noemen we:
A
De mediawet
B
Censuur
C
Indoctrinatie
D
Persvrijheid

Slide 10 - Quiz

Bob stemt VVD. Op tv komt een politicus van de SP in beeld. Hij zapt weg. Bij dit gedrag past het begrip:
A
Socialisatie
B
Selectieve waarneming
C
Beeldvorming
D
Indoctrinatie

Slide 11 - Quiz

Het begrip 'maatschappelijke ladder' heeft het meest te maken met:
A
Sociale mobiliteit
B
Sociale gelijkheid
C
Sociale problemen
D
Sociale contacten

Slide 12 - Quiz

………………… betaal je geen loonbelasting en sociale premies. Welke woorden zijn weggelaten?

A
Als je wit werkt
B
Als je zwartwerkt
C
In de proeftijd
D
Bij een uitzendbureau

Slide 13 - Quiz

Passief kiesrecht betekent dat:
A
Politici over wetten mogen stemmen
B
Maar weinig mensen gaan stemmen
C
Je bij verkiezingen mag stemmen
D
Dat mensen op jou mogen stemmen

Slide 14 - Quiz

Wat is GEEN christendemocratische partij?
A
CDA
B
PVV
C
CU
D
SGP

Slide 15 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een liberale partij?
A
VVD
B
CDA
C
SP
D
PvdA

Slide 16 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van een sociaaldemocratische partij?
A
PvdA
B
SP
C
GroenLinks
D
CU

Slide 17 - Quiz

Wat zijn de twee taken van de regering/kabinet
A
Uitvoeren en wetsvoorstellen bedenken
B
Controleren en wetsvoorstellen bedenken
C
Uitvoeren en controleren
D
Controleren

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de twee taken van het parlement?
A
Medewetgeving en controleren
B
Uitvoeren en controleren
C
Medewetgeving en uitvoeren
D
Controleren

Slide 19 - Quiz

Welk recht heeft de Eerste Kamer niet?
A
Recht van stemmen
B
Recht van interpellatie
C
Recht van enquête
D
Recht van amendement

Slide 20 - Quiz

Het recht van interpellatie betekent:
A
Een wetsvoorstel wijzigen
B
Een spoeddebat aanvragen
C
Dat je mag stemmen over wetsvoorstellen
D
Een verzoek vragen

Slide 21 - Quiz

Het recht van motie betekent:
A
Een verzoek vragen aan de minister
B
Een spoeddebat aanvragen
C
Een onderzoek laten doen
D
Een wetsvoorstel wijzigen

Slide 22 - Quiz

Een linkse politieke partij wil zo veel mogelijk de …………………….. helpen.
Wat is er weggelaten in de zin?
A
Rijke mensen
B
Middenpartijen
C
Rechtse partijen
D
Kwetsbare mensen

Slide 23 - Quiz

Een rechtse politieke partij wil zo veel mogelijk …………………. voor de burgers.
Welk woord of welke woorden kun je hier het beste invullen?
A
Eigen verantwoordelijkheid
B
Regels
C
Een actieve overheid
D
Uitkeringen

Slide 24 - Quiz

Door wie wordt de Eerste Kamer gekozen?
A
De Tweede Kamer
B
Het volk
C
De Provinciale Staten
D
De gemeenteraad

Slide 25 - Quiz

Door wie wordt de minister-president gekozen?
A
Door het volk
B
Door de Tweede Kamer
C
Door de grootste oppositiepartij
D
Door de grootste regeringspartij

Slide 26 - Quiz

. Een voorbeeld van niet-materiële schade is:
A
’s avonds niet alleen over straat durven.
B
een beschadigde fiets.
C
een opengebroken auto.
D
gestolen juwelen

Slide 27 - Quiz

Wat is de oorzaak van crimineel gedrag volgens de aangeleerd gedragstheorie van Sutherland?
A
Dat iemand als kind te veel door zijn ouders is gestraft.
B
Dat iemand met strafbare middelen zijn levensdoelen wil bereiken.
C
Dat mensen moeite hebben om hun driften te beheersen.
D
Dat mensen gevoelig zijn voor foute vriendjes.

Slide 28 - Quiz

Welke theorie verklaart waarom mensen die arm zijn vaker crimineel gedrag vertonen?
A
De aangeleerd gedragstheorie
B
De anomietheorie
C
De bindingstheorie
D
De etikettentheorie

Slide 29 - Quiz

Mark kan na zijn werkstraf geen werk vinden en is niet meer welkom bij zijn familie en vrienden. Hij gaat opnieuw de fout in. Welke theorie verklaart dit criminele gedrag?
A
De bindingstheorie
B
De neutraliseringstheorie
C
De etikettentheorie
D
De rationele keuze theorie

Slide 30 - Quiz

Na de arrestatie van een verdachte schrijft de politie een verslag van de zaak: het proces-verbaal. De politie stuurt dit verslag door naar:
A
De rechter
B
De verdachte
C
De Officier van Justite
D
Halt

Slide 31 - Quiz

Sepenoren betekent:
A
De OvJ geeft geen straf en verdachte gaat niet naar de rechter
B
De OvJ legt zelf een straf op en verdachte gaat niet naar de rechter
C
De OvJ gaat de verdachte vervolgen en de verdachte gaat naar de rechter
D
De verdachte gaat naar Halt

Slide 32 - Quiz

Wat is GEEN hoofdstraf?
A
Gevangenisstraf
B
Boete
C
Rijbewijs innemen
D
Taakstraf

Slide 33 - Quiz

Wanneer krijgt een dader TBS als speciale maatregel?
A
Als hij naar het ziekenhuis moet voor een operatie
B
Als hij naar de gevangenis moet
C
Als hij moet worden behandeld voor psychische ziekte
D
Als hij de rechter heeft beledigd

Slide 34 - Quiz

Wat is een voorbeeld van repressie in de aanpak van criminaliteit?
A
Meer buurtvaders in de wijk
B
Hogere straffen
C
Meer taak en leerstraffen
D
Daders helpen bij een stageplek

Slide 35 - Quiz

Wat is een voorbeeld van preventie in de aanpak van criminaliteit?
A
Zwaardere straffen
B
Supersnelrecht
C
Meer agenten
D
Daders helpen bij vinden van een stageplek

Slide 36 - Quiz