VOORSTELLING | LES 1 Brainstorm en scène maken

VOORSTELLING | LES 1
Brainstorm en scène maken
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DramaMBOMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3Studiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

VOORSTELLING | LES 1
Brainstorm en scène maken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

OPWARMER | NAMENBAL
Onze afspraken tijdens drama
1. Luister naar elkaar en praat er niet doorheen.
2. Ga voorzichtig om met elkaar en ons materiaal.
3. Blijf bij je groepje en werk samen aan de opdracht.
4. Heb respect voor elkaar.
5. Telefoon in je kluisje.

Heeft docent hand omhoog? = wees stil en luister naar de uitleg.

Slide 2 - Slide

Bespreek kort de regels van drama.
Tijdens de vorige les heeft elke klas afspraken met elkaar gemaakt. Dit is een samenvatting van alle afspraken.
Idee voorstelling
5 Belangrijke personen in het leven van John Doe worden door hem uitgenodigd.
John is zelf niet aanwezig op het feest en het lijkt erop dat hij is vermoord. Maar door wie?
De 5 verdachten proberen allemaal hun onschuld te bewijzen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat doen we vandaag?
  • Personages van de 5 verdachte creëren.
  • Wat is hun relatie met John en waarom willen zij hem dood hebben?
  • Voor elk personage een alibi bedenken (aparte scène).
  • 5 alibi scènes bedenken en de WIE-WAT-WAAR opschrijven.

Volgende week schrijven jullie het script! Dus vandaag moet het idee af.


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

John en de verdachten
John is een rijke zakenman met zijn eigen bedrijf.
Wat voor mensen zouden er belangrijk in zijn leven? Wat voor iemand zou een reden hebben om John dood te hebben? En waarom?
- Moeder/vader, (stief)zus/broer, Ex, vrouw, Secretaires.
- Butler, oom, kok, beste vriend(in), opa/oma,
- Minnares, advocaat, boekhouder, 
- Dochter/zoon, stagaire, zakenpartner, Schoonmaker, bediende, 
Yorinde: Chauffeur
Muriël: Secretairesse
Amy: Kapster
Lizz:- Vrouw

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Alibi
Een alibi is een goed argument vóór jouw onschuld.
Denk goed na over de verdachte waar jij een alibi voor maakt:
- WAAR waren de verdachte en John? WAT deden zij?
Past dit bij de persoonlijkheid van de verdachte?
- Wat zou een probleem kunnen zijn op deze locatie of binnen de situatie? Wat voor conflict hebben de verdachte en John?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Dit moet duidelijk zijn voor de acteurs en het publiek om het verhaal goed te kunnen begrijpen:


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De Spelgegevens (5W's)
Dit moet duidelijk zijn voor de acteurs en het publiek om het verhaal goed te kunnen begrijpen:
  • WIE?
  • WAT?
  • WAAR?
  • WANNEER?
  • WAAROM?


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1:
  • Verdeel de rollen en lees de tekst hardop.
  • Schrijf de titel van de tekst op je papier.
  • Welke spelgegevens kan je uit de tekst halen?
    Schrijf de antwoorden op.
Belangrijk om een verhaal te begrijpen, voor zowel de acteurs als het publiek:
5 W'S/spelgegevens:

WIE? Personages
WAT? Situatie
WAAR? Locatie
WANNEER? Dag en tijd
WAAROM? Doel (wat wil je?)


Soms zijn de spelgegevens niet duidelijk. TIP: Wat denk jij zelf na het lezen van de tekst?

Slide 9 - Slide

Tekst: Excuus
Conflict

Tussen personages is er (bijna) altijd sprake van een conflict:
dit hoeft niet een enorme ruzie te zijn maar kan ook een dilemma, misverstand, meningsverschil of probleem zijn...

Denk nog terug aan de vorige scène... wat is het conflict?




Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2: Spelgegevens / 5W's
Lees alle 4 dialogen en schrijf van elk tekst de spelgegevens op:
  • Ruil bij de docent je dialoog om voor een nieuwe tekst.
  • Verdeel de rollen en lees de tekst hardop. 
  • Schrijf de spelgegevens op:
    Titel scène + de spelgegevens (5W's)
  • Alles gelezen? Schrijf als laatste op
    welke tekst je het liefst zou willen spelen en waarom? 




Waarom vind je het spannend, emotioneel, stoer, grappig? 
WIE? Personages
WAT? Situatie
WAAR? Locatie
WANNEER? Dag en tijd
WAAROM? Doel (wat wil je?)

Slide 11 - Slide

Overige 3 teksten:
- Trek je dat aan?
- Dat moest er nog een bij komen ook
- Gezellig

Afronding les 1
  • Wat zijn de 5 spelgegevens?
  • De wie-wat-waar-wanneer-waarom van een scène (5W's)
  • Wat is de neventekst in een scène? 
  • De aanwijzingen of beschrijvingen in een tekst, die niet worden uitgesproken.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions