maak een minitoets voor elkaar. (maak het de ander niet te makkelijk)
1) schrijf 10 woordjes op van de woordenlijst ND
2) Schrijf 10 woordjes op van de woordenlijst DN
3) Maak 8 zinnen met haben en sein in de verleden tijd.
4) Maak 5 zinnen met zwakke voltooide dw en 5 met sterke ww voltooid dw
5) schrijf 5 zinnen op van de Sprachmittel ND