This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Thema 8: De bouw
Hoofdstuk 2
Schooltaalwoorden
Slide 1 - Slide
Programma
Introductie thema 8: video & vragen
Woordenlijst & Themawoorden
online: toets/opdrachten
offline: opdrachten werkboek & mijn woordenboek
Slide 2 - Slide
Vraag 1: In welke type woonwijk woon jij? Beschrijf de bebouwing in je wijk. denk aan hoogbouw / nieuwbouw / oude grachtenpanden / portiekflats. Is er veel of weinig groen?
Slide 3 - Open question
Vraag 2:
Weet jij wat een aannemer doet?
Slide 4 - Open question
Vraag 3:
Welke bouwprojecten worden bij jou in de buurt uitgevoerd?
Slide 5 - Open question
Vraag 4:
Wat komt er allemaal kijken bij het bouwen van een huis?
Slide 6 - Open question
Bij het bouwen van een huis moet je denken aan het bouwontwerp, bestellen van materiaal, een architect, een aannemer, een bouwbedrijf, bescherming tegen weersomstandigheden, etc.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Vraag 5:
Woon jij in een stad of in een dorp?
Slide 9 - Open question
Vraag 6:
Wat vind je ervan dat natuurgebieden worden bebouwd?
Slide 10 - Open question
Vraag 7:
In wat voor huis / stad / dorp zou jij later willen wonen?
Slide 11 - Open question
Themawoorden
Zijn er woorden die je zelf al gebruikt?
Welke woorden kun je zelf nog bedenken bij het thema. Schrijf minimaal 5 'extra' woorden op.
Slide 12 - Slide
Constructie De manier waarop iets gebouwd wordt
Artikel Opstel in een krant/tijdschrift, een vd delen van een wet
Bevestigen Vastmaken, instemmen met
Deskundig Met kennis van zaken
Component Onderdeel
Slide 13 - Slide
Oordeel Een goed- of afkeurende uitspraak
Grof Niet fijn / Niet bewerkt, zwaar / ruw, onbeschoft
Demonstratie Bijeenkomst van mensen die hun mening laten horen, vertoning van iets nieuws
Eveneens Ook
Ontwikkelaar Iemand die iets ontwikkelt/maakt
Slide 14 - Slide
Online
inloggen via Magister
Thema 8: de bouw
eerste opdracht (toets) maken
maak je volgende opdrachten
Slide 15 - Slide
Offline
Begin in opdrachten en maak opdracht 1 & 2 op blz. 26
Draai je boek om (mijn woordenboek) en maak de opdracht van thema 8 op blz. 7.
Draai je boek weer om en maak de thuisopdracht 3 op blz. 27, 28, 29.