This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Herhaling hoofdstuk 2
Slide 1 - Slide
Ik denk dat ik een voldoende ga halen?
Ja
Nee
Misschien
Slide 2 - Poll
Paragraaf 2.1
Indirecte ruil
Directe ruil
2 vormen van geld
Slide 3 - Slide
Giraal
Chartaal
Slide 4 - Drag question
Je gaat naar de winkel en je koopt een zak snoep. Je betaalt met je pinpas. Dit is een voorbeeld van?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 5 - Quiz
Stel je heb 15 euro op je bankrekening staan. Je krijgt van je moeder 20 euro omdat je de auto schoon hebt gemaakt. Je koopt voor 10 euro aan eten in de pauze. Hoeveel saldo heb je?
Slide 6 - Open question
Omdat de winkels dicht zijn, bestel je een nieuwe trui online. Dit is een voorbeeld van?
A
Elektronisch betalen
B
Contant betalen
Slide 7 - Quiz
Elektronisch betalen
Slide 8 - Mind map
Paragraaf 2.2
Sparen
Geldfuncties
Rente
Slide 9 - Slide
Stel je spaart voor een nieuwe telefoon. Met welke reden spaar je?
A
Sparen uit voorzorg
B
Sparen voor een doel
C
Sparen voor de rente
Slide 10 - Quiz
Je spaart omdat je bang bent dat je nieuwe telefoon kapot gaat. Met welke reden spaar je?
A
Sparen voor een doel
B
Sparen uit voorzorg
C
Sparen voor de rente
Slide 11 - Quiz
Rentebedrag berekenen
Rentepercentage : 100 X spaarbedrag
Slide 12 - Slide
Reken uit: Jij hebt 530 euro op je rekening. Je krijgt 3% rente per jaar. Hoeveel staat er na 1 jaar op jouw rekening?
A
533,30 euro
B
545,90 euro
C
15,90 euro
Slide 13 - Quiz
Je krijgt elke maand 10 euro zakgeld. Je stopt dit geld in je spaarpot. Dit is een voorbeeld van geld als:
A
Spaarmiddel
B
Rekenmiddel
C
Ruilmiddel
Slide 14 - Quiz
Wat is rente bij sparen?
A
Rente is jouw spaargeld
B
Rente is een vergoeding voor je spaargeld.
C
Rente is hetzelfde als sparen.
D
Rente is wat je moet betalen aan de bank.
Slide 15 - Quiz
2.3 Waarom zou je lenen?
Slide 16 - Slide
Wat is GEEN reden om te lenen?
A
Je hebt een tijdelijk geldtekort
B
Je wilt een huis kopen
C
Je hebt een onverwacht dringend geldtekort
D
Je wilt meer geld op je spaarrekening
Slide 17 - Quiz
Als je leent moet je elke maand geld terugbetalen. Dit bedrag bestaat uit twee delen namelijk?
Slide 18 - Open question
Reken uit: Je leent 560 euro omdat je een nieuwe telefoon wil kopen. Je betaalt het bedrag in 4 maanden terug. Hoeveel betaal je aan rente als je per maand 150 euro betaalt?
A
600 euro
B
560 euro
C
40 euro
Slide 19 - Quiz
Percentage berekenen
Kleine deel : grote deel x 100%
Slide 20 - Slide
Reken uit: Je leent 300 euro en betaalt 15 euro aan rente. Hoeveel procent rente betaal je?
A
10%
B
4,8%
C
5%
Slide 21 - Quiz
2.4 Verzekeren, hoezo?
Slide 22 - Slide
Het nemen van een verzekering hangt af van 2 dingen. Welke 2 dingen zijn dat?
Slide 23 - Open question
Polis & Premie
Bedrag dat je voor een verzekering moet betalen.
Het bewijs dat je de verzekering hebt afgesloten.
Premie
Polis
Slide 24 - Drag question
Thijmen heeft een verzekering afgesloten met een 'eigen risico'. Wat is een 'eigen risico'?
A
Dat je niet weet wanneer er iets gebeurd
B
Dat je een eigen verzekering neemt
C
Dat deel moet je zelf betalen bij schade
D
Een deel van de schade wordt vergoed door de verzekerde