Herhalingsles deel A thuiszorg

Herhalingsles deel A
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhalingsles deel A

Slide 1 - Slide

Waarmee ouderen helpen als je in de thuiszorg werkt.
  • Het bed opmaken
  • De was doen
  • Helpen met wassen
  • Helpen met scheren en haren kammen
  • Helpen met aan- en uitkleden
  • Helpen bij het verplaatsen

Slide 2 - Slide

Iemand die hulp krijgt van de thuiszorg
  • Zorgvrager
  • Client

Slide 3 - Slide

Beroepen in de thuiszorg
  • Zorghulp, thuishulp (de was doen, ramen lappen)
  • Helpende, verzorgingshulp (helpen met aan en uitkleden, steunkousen aantrekken)
  • Verzorgende, verzorgende- IG (verplaatsen in en uit een rolstoel, medicijnen geven)
  • Verplegende of wijkverpleegkundige (wondverzorging, medicijnen klaarzetten)

Slide 4 - Slide

Wat is een mantelzorger?
- In de thuiszorg kom je vaak mantelzorgers tegen, dat is een familielid, vriend, buurman/vrouw die helpt. 
- Mantelzorg is vrijwilligerswerk, tegenwoordig zijn er ook aanbieders voor betaald mantelzorg omdat familie niet altijd zelf kan helpen. 

Slide 5 - Slide

Type woningen zorgvrager
  • Senioren appartement
  • Eengezinswoning of een flat
  • Appartement in een woon zorgcentrum 
  • Een aanleunwoning

Slide 6 - Slide

Omgang zorgvragers
Hoe toon je respect aan zorgvragers?
- Zorgvragers begroeten als je hun huis binnenkomt
- Zorgvragers met u en mevrouw of meneer aanspreken
- Voorzichtig met hun spullen omgaan
- Vragen op welke manier de zorgvragers gewend zijn om het  huishouden te doen. 

Slide 7 - Slide

Vijf basisregels EHBO
1. Let op gevaar
2. Ga na wat er gebeurd en daarna wat het slachtoffer mankeert
3. Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting
4. Zorg voor professionele hulp
5. Help het slachtoffer op de plaats waar hij zit of ligt

Slide 8 - Slide

Verwondingen zelf verzorgen
  • Als je in de zorg werkt zijn er enkele verwondingen die je zelf mag verzorgen. Het gaat om lichte verwondingen: bijvoorbeeld een snijwond of schaafwond

Slide 9 - Slide

Verschillende verwondingen
  • Schaafwond: Bovenste huidlaag, de opperhuid is weg geschaafd.
  • Snijwond: het gaat om een snee bijvoorbeeld in je vinger of hand. Bij een ernstige snijwond in je vinger is een vingerverband nodig.
  • Kneuzing: het gaat om beschadiging van het onderhuids bindweefsel.

Slide 10 - Slide

Hygiëne
  • Bij het verzorgen van verwoningen is hygiene erg belangrijk. Als je vieze handen hebt of vies verbandmateriaal gebruikt kan er een ontsteking veroorzaakt worden. 
  • Als er geen schoon water is kan je rondom de wond een ontsmettingsmiddel aanbrengen en anders toch de hulp aanbieden als het NIET anders kan. 

Slide 11 - Slide

Brandwonden
- Een brandwond moet je altijd MINSTENS tien minuten met lauw, zacht stromend water koelen. 
- Blaren mag je NOOIT doorprikken
- Een derdegraads brandwond doet GEEN pijn en de huid eromheen NIET (zenuwen in de wond zijn verbrand).

Slide 12 - Slide

Persoonlijke verzorging
Voorbeelden van hulp bij persoonlijke verzoriging
- bij het wassen
- bij  aan en uitkleden
- bij tanden poetsen
- bij haren kammen
- bij eten en drinken

Slide 13 - Slide

Begrippen
  • Een protocol geeft regels en richtlijnen waaraan je je moet houden tijdens je werk. Met een protocol weet je hoe je een bepaalde handeling moet doen. 
  • In een zorgdossier staat welke hulp een individuele zorgvrager nodig heeft, En er staan  alle gegevens in die belangrijk zijn om de zorg goed te doen. Met een zorgdossier weet je waarmee je een bepaalde zorgvrager moet helpen

Slide 14 - Slide

Begrippen
  • Handen wassen is een hygiënemaatregel.
  • Schone kleding of beroepskleding dragen is ook een maatregel voor betere hygiëne.
  • Met beroepskleding bescherm je jezelf en de zorgvrager.

Slide 15 - Slide

Communicatie
- Communicatie kan met woorden, maar ook zonder woorden.
- Non-verbale communicatie: Zonder woorden in gesprek gaan, gezichtsuitdrukking etc. 
 - Verbale communicatie: In gesprek gaan door middel van woorden. 
- Ruis: Een storing in de communicatie

Slide 16 - Slide

Ondersteuning bij verplaatsen
Ouderen en mensen met een lichamelijke beperking hebben ondersteuning nodig bij het verplaatsen. 

Dit kan bij het opstaan uit bed, uit een stoel of bij het lopen.

Slide 17 - Slide

Hulpmiddelen
  • Sta op stoel: De stoel geeft een zetje in de rug, door een druk op de knop kan je de stoel schuin naar voren zetten.
  • Stok: Helpt de zorgvrager om het evenwicht te bewaren.
  • Krukken: Helpt bij een zeer been of zere voet. 
  • Looprek: Helpt de zorgvrager om evenwicht te bewaren.
  • Rollator: Helpt de zorgvrager zijn evenwicht te bewaren en je kan even uitrusten.
  • Rolstoel: Als je niet of moeilijk kan lopen.

Slide 18 - Slide

Schijf van vijf
  • Groente en fruit
  • Brood, graanproducten en aardappelen
  • Dranken
  • Zuivel, noten, vis, peulvruchten, vlees en ei
  • Smeer- en bereidingsvetten

Slide 19 - Slide

Voeding
  • Elke dag moet je MINSTENS 250 gram groenten eten
  • Eet elke dag tenminste 2 porties fruit
  • Elke dag een handje ongezouten noten is gezond
  • Dagelijks varieeren met de schijf van vijf
  • Je kan je vlees vervangen met ei
  • Vergeet niet om voldoende vocht binnen te krijgen (2 liter)

Slide 20 - Slide

BMI
  • Gezonde voeding en een gezond gewicht gaan vaak samen.
  • BMI; Body Mass Index. Het is een getal voor je gewicht in verhouding tot je lichaamslengte. Het geeft een schatting van het gezondheidsrisico van je lichaamsgewicht.

Slide 21 - Slide

Obesitas
Mensen met overgewicht en obesitas hebben meer kans op ernstige ziekten.
  1. Diabetes type 2
  2. Hoge bloeddruk
  3. Galstenen
  4. Hart- en vaatziekten
  5. Rug- en gewrichtsklachten
  6. Bepaalde soorten kanker

Slide 22 - Slide