Vierde naamval: lijdend voorwerp:(lv)
wie/wat + gezegde + onderwerp
Mijn broer heeft een auto.
Wie heeft er iets? Mijn broer -> ond
Wat heeft mijn broer: een auto -> lv
Sommige lidwoorden veranderen in de vierde naamval
m v o mv
den Mann die Frau das Kind die Menschen
einen Mann eine Frau ein Kind keine Menschen