This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.
Ik weet wat de bijwoordelijke bepaling is
Ik weet wat het naamwoordelijk gezegde is
Ik weet wat het verschil is tussen een werkwoordelijk gezegde en een naamwoordelijk gezegde
Ik ken de koppelwerkwoorden
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen .
Ze koppelen het naamwoord aan het onderwerp.
- In een zijn met een naamwoordelijk gezegde is / wordt / blijft / lijkt / blijkt / schijnt het onderwerp iets.
- In een zin met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!!