Nt2 A2 een ongeluk beschrijven

Er is een ongeluk gebeurd!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Er is een ongeluk gebeurd!

Slide 1 - Slide

Wat leer je?
  • Nieuwe woorden bij 'ongeluk'.
  • Schrijven over een ongeluk met vraagwoorden (ppt)
  • Korte zinnen maken. (ppt)
  • 'Er is..., Er zijn...' . (ppt)

Slide 2 - Slide

Doel
Aan het eind van deze les.
  • Je begrijpt en schrijft nieuwe woorden over het thema 'een ongeluk'.
  • Je schrijft een bericht aan de politie (oefenexamen inburgering schrijven op A2).

Slide 3 - Slide


Wat zie je?

Slide 4 - Mind map

Opdracht
  • Jullie gaan een berichtje zien.
  • Lieke appt haar vriend over een ongeluk.
  • Lees het bericht.
  • Daarna krijgen jullie quizvragen over de zwarte woorden.

Slide 5 - Slide

Hoi Pieter,

  1. Het spijt me. Ik kom later, want er is een ongeluk gebeurd. 
  2. Een auto is op mijn auto gebotst
  3. De auto kwam van links.  Hij moest stoppen. 
  4. Hij heeft mij geen voorrang gegeven.
  5. Er is schade.  De linkerkant van de auto is kapot.
  6. Er zijn geen gewonden, maar ik kan niet meer rijden.
  7. Ik heb de politie gebeld.
  8. Misschien moet ik ook het garagebedrijf bellen.
  9. Ik ga nu eerst het schadeformulier invullen.
 
Groetjes,
Lieke

Slide 6 - Slide

Wat betekent: Het spijt me!
A
Sorry!
B
Let op!
C
Snel!
D
Wat moeilijk!

Slide 7 - Quiz

Luister naar de docent. Schrijf de twee woorden op.
Het spijt me. Ik kom ..... want er is een ... gebeurd.

Slide 8 - Open question

Er is een auto op mijn auto gebotst. betekent:
A
Ik rijd tegen een auto.
B
Een auto botst tegen mijn auto.
C
Een auto rijdt tegen mijn auto.
D
Ik bots tegen mijn auto.

Slide 9 - Quiz

De zwarte auto komt van links.
Hij geeft mij geen voorrang.
Wat is FOUT?
A
De zwarte auto moet stoppen.
B
Ik mag eerst rijden.
C
De zwarte auto moet wachten.
D
Ik moet wachten.

Slide 10 - Quiz

Wie mag als eerst?

Slide 11 - Slide

Er is schade.
Kijk naar het plaatje.
Welke zinnen zijn goed?
A
De linkerkant van de witte auto is kapot.
B
De rechterkant van de witte auto is kapot.
C
De achterkant van de zwarte auto is kapot.
D
De voorkant van de zwarte auto is kapot.

Slide 12 - Quiz

Kijk naar de plaatjes.
Welke zin is FOUT?

A
De fietser heeft pijn aan de elleboog.
B
Er zijn geen gewonden.
C
De fietser is gewond aan de elleboog.
D
De elleboog doet pijn.

Slide 13 - Quiz

Wat is dit?
A
Een schadeformulier
B
Een garagebedrijf
C
Een winkel

Slide 14 - Quiz

Er is, er zijn
powerpoint

Slide 15 - Slide